13
Inbedrijfstelling
▶ Instellingen voor koeling kiezen
▶ Aanvoertemperatuur kiezen
Bij koelbedrijf onder het dauwpunt (bijv. ventilatorconvector):
Wanneer uitsluitend ventilatorconvectoren of een vergelijkbaar systeem
met condensafvoer en geïsoleerde componenten (bijv. leiding, pompen
... ) worden gebruikt, mag de aanvoertemperatuur tot 5 °C worden inge-
steld.
Zodat het systeem koelbedrijf onder het dauwpunt toelaat:
▶ Onder Uitgebreid menu
▶ Verwarming/koeling kiezen
▶ Instellingen voor koeling kiezen
▶ Koeling met dauwpuntbewaking kiezen
▶ Nee en dan Opslaan kiezen
13.6.4 Signaaluitgang koeling
Signaaluitgang koeling kan worden gebruikt, om de vloerverwarmings-
verdeler het omschakelsignaal van cv- naar koelbedrijf te geven.
De uitgang kan ook voor het sluiten van een circuit (bijv. keuken en bad-
kamer) of voor een cv-/koelbedrijfomschakeling van de ventilator wor-
den gebruikt. De uitgang is tijdens de koelperiode actief en zendt een
230 V uitgangssignaal.
13.7 Overige instellingen
Na de inbedrijfstelling en de voorconfiguratie conform hoofdstuk 13.1-
13.6 zijn alle noodzakelijke instellingen uitgevoerd. Bovendien zijn er
nog aanvullende instellingen, die indien nodig kunnen worden uitge-
voerd. Deze worden in dit hoofdstuk opgesomd.
13.7.1 Systeemdruksensor aangesloten
De systeemdruksensor is alleen voor binnenunit 8,0 E en 16 E leverbaar.
Het menu is in binnenunit 8,0 B en 16 B niet zichtbaar.
altijd ja kiezen.
13.7.2 Bedrijfsmodus G2
▶ Bedrijfsmodus van warmtedragervloeistofpomp G2 of automatische
start bij compressorstart instellen.
In systemen zonder bypass of zonder boiler moet G2 continu in bedrijf
zijn.
Instellingen continu bedrijf:
▶ Kies Menu in het installatie- en servicemenu.
▶ Voorconfiguratie kiezen.
▶ Bedrijfsmodus G2 kiezen.
▶ Gewenste waarde instellen.
13.7.3 Aangesloten extra sensor
Wanneer de tapwatertemperatuursensor T3 is aangesloten, wordt deze
automatisch bevestigd.
Wanneer de kamertemperatuursensor is geïnstalleerd, wordt deze auto-
matisch bevestigd.
Wanneer het cv-systeem (cv-circuit) 2 is geïnstalleerd, heeft de kamer-
temperatuursensor ook E12.T5 automatisch bevestigd.
Alle sensoren kunnen indien nodig worden uitgeschakeld.
13.7.4 Sensor corrigeren
Met deze menupunten kunt u alle getoonde waarden van de tempera-
tuursensor met maximaal 5 °C naar boven of beneden corrigeren. De
waarde wordt direct in °C aangegeven.
▶ Alleen indien absoluut noodzakelijk, de getoonde waarde van een
temperatuursensor veranderen.
62
13.7.5 Tijdstip pompkick
De cv-pomp G2 en het mengventiel worden iedere dag op het ingestelde
tijdstip gedurende een minuut in bedrijf gesteld, voor zover deze in de af-
gelopen 24 uur niet in bedrijf zijn geweest. De fabrieksinstelling = 2, dat
komt overeen met 02:00 uur. Minimaal = 0, maximaal = 23.
13.7.6 Alarmzoemer interval
Wanneer het alarmsignaal niet is uitgeschakeld, klinkt het alarmsignaal
bij een alarm met het ingestelde interval. Fabrieksinstelling = 1 minuut.
Maximum = 10 minuten.
13.7.7 Schakelverschil CV
Normaal gesproken hoeft de fabrieksinstelling niet te
worden veranderd. Veranderingen zijn alleen nodig,
wanneer in de cv-installatie aanmerkelijke temperatuur-
variaties optreden of het compressortoerental continu
tussen de maximale waarden (trap 0 t/m 7) wisselt.
Schakelverschil bepaalt, wanneer de warmtepompcompressor het cv-
vermogen in verhouding tot de cv-stooklijn moet verhogen of verlagen.
Deze waarde wordt in verhouding tot de stooklijn verschoven. Om conti-
nu starten en stoppen van de compressor te voorkomen, wordt deze
waarde in verhouding tot de stooklijn verschoven.
Integratietijd
De waarde Integratietijd is de normale regeling van het schakelverschil.
De integratietijd bepaalt de toerentalsnelheid van de compressor, wan-
neer de aanvoertemperatuur (T1) van de stooklijn minder afwijkt, dan in
menu Compressiemodulatie op of Compressiemodulatie reduceren
is aangegeven.
Fabrieksinstelling 60 graadminuten (°min) betekent, dat het bij 1 °C af-
wijking 60 minuten duurt, tot het toerental van de compressor met 1
trap wordt verhoogd of verlaagd. Bij 2 °C afwijking duurt het 30 minuten,
tot het toerental van de compressor veranderd.
Instellen van de integratietijd:
▶ Kies Uitgebreid menu in het installatie- en servicemenu.
▶ Verwarming/koeling kiezen.
▶ Temperatuur van het cv-systeem kiezen.
▶ Schakelverschil kiezen.
▶ Integratietijd kiezen.
▶ Gewenste waarde instellen.
Compressiemodulatie op en Compressiemodulatie reduceren
De waarde bepaalt, met hoeveel graden de aanvoertemperatuur (T1)
van de stooklijn kan afwijken, voordat de compressor het toerental snel
verandert (cv-vermogen).
De fabrieksinstelling is 5 °C (versnelling) 1 °C (rem). Dat betekent, dat
wanneer de aanvoertemperatuur T1 het setpoint van de stooklijn met
1 °C overstijgt, het toerental met 1 trap (remmen) wordt verlaagd. De
vermindering wordt stapsgewijs uitgevoerd, zolang de afwijking binnen
de instelbare tijd Compressiemodulatie reduceren 1 °C of groter is.
Het omgekeerde gebeurt, wanneer T1 in plaats daarvan de stooklijn met
5 °C onderschrijdt. Dan neemt het toerental toe (versnelt).
Instellen van de toegestane temperatuurafwijking:
▶ Kies Uitgebreid menu in het installatie- en servicemenu.
▶ Verwarming/koeling kiezen.
▶ Temperatuur van het cv-systeem kiezen.
▶ Schakelverschil kiezen.
▶ Snel versnellen of snel remmen kiezen.
▶ Gewenste waarde instellen.
De tijd instellen, gedurende welke een afwijking is toegestaan, voordat
het toerental verandert:
▶ Kies Uitgebreid menu in het installatie- en servicemenu.
Nefit EnviLine • 6 720 810 453 (2014/02)