Verwarmen algemeen
Hogetemperatuursensor buitenunit
De temperatuursensor TH4 (verwarmingsgas) en TH32 (compressor-
temperatuur) hebben meetwaarden conform tab. 20 en diagram in
afb. 60.
k
°C
T...
20
250
30
160
40
104
50
70
60
48
Tabel 20 Weerstandswaarde, hogetemperatuursensor
R(kΩ)
500
400
300
200
100
0
25
Afb. 60 Hogetemperatuursensor buitenunit
Nefit EnviLine • 6 720 810 453 (2014/02)
k
°C
T...
70
34
80
24
90
17,5
100
13,0
110
9,8
50
75
100
120
T(˚C)
6 720 614 486-27.1I
9
Verwarmen algemeen
Het cv-systeem bestaat uit één of twee cv-circuits. Het cv-systeem wordt
onafhankelijk van de toegang en het soort van de bijverwarming over-
eenkomstig de bedrijfssoort geïnstalleerd.
9.1
CV-circuits
• CV-circuit 1: de regeling van het eerste cv-circuit hoort bij de stan-
daarduitrusting van de regeling en wordt via de gemonteerde aan-
voertemperatuursensor of in combinatie met een geïnstalleerde
buitentemperatuursensor en kamertemperatuursensor (accessoire)
gecontroleerd.
• CV-circuit 2 (gemengd): de regeling van het tweede cv-circuit be-
hoort tot de standaarduitrusting van de regeling en wordt ook door de
regeling uitgevoerd. Een extra kamertemperatuursensor kan voor cv-
circuit 2 worden geïnstalleerd.
In cv-bedrijf kan cv-circuit 2 geen hogere aanvoertempe-
ratuur hebben dan cv-circuit 1. Daarom moet bij de com-
binatie van radiator- en vloerverwarming de
vloerverwarming altijd op cv-circuit 2 worden aangeslo-
ten. Een kamertemperatuurverlaging voor cv-circuit 1
beïnvloedt bij bepaalde instellingen ook cv-circuit 2.
In koelbedrijf mag circuit 2 geen lagere aanvoertempera-
tuur dan circuit 1 hebben. Dat betekent, dat het niet mo-
gelijk is, een vloerverwarming in circuit 1 met
ventilatorconvectoren in circuit 2 te combineren.
9.2
CV-regeling
Alleen de ruimte, waarin de kamertemperatuursensor is
gemonteerd, wordt door de regeling als referentieruimte
herkend en als uitgangspunt voor de aanvoertempera-
tuurregeling meegenomen.
• Buitentemperatuursensor en kamertemperatuursensor (per cv-
circuit is een kamertemperatuursensor mogelijk): voor de regeling
met een buitentemperatuursensor en een kamertemperatuursensor
moet een sensor op de buitenmuur van het huis en een (of meerdere)
sensoren centraal in huis worden geplaatst. De kamertemperatuur-
sensor wordt op de warmtepomp aangesloten en signaleert aan de re-
geling de actuele kamertemperatuur. Dit signaal beïnvloedt de
aanvoertemperatuur. De aanvoertemperatuur wordt gereduceerd,
wanneer de kamertemperatuursensor een hogere temperatuur dan
de ingestelde temperatuur meet.
9.3
Modulerende compressorregeling
De warmtepomp gebruikt een variabele compressorsnelheid (inverter-
gestuurd) en past zich aan op de warmtevraag.
Wanneer de vraag hoger of lager is dan de actuele snelheid, verhoogt of
verlaagt de compressor na een bepaalde tijd (afhankelijk van de afstand
tot de streefwaarde) de snelheid en daarmee het vermogen.
Onafhankelijk van hoe groot of klein de vraag is, begint de compressor
bij de laagst ingestelde snelheid en verhoogt deze stap voor stap.
Instellingen en meer informatie vindt u in hoofdstuk 13.7.7.
9.4
Tijdbesturing van de verwarming
• Bij Tijdbesturing verwarming kunt u de kamertemperatuur op ver-
schillende weekdagen en op verschillende tijdstippen verhogen of
verlagen.
• Met Tijdsturing koeling kunt u het koelbedrijf op verschillende week-
dagen op willekeurige tijdstippen blokkeren.
9
47