7
Elektrische aansluiting
geactiveerd" verschijnt in de regeling en de warmtepomp wordt uitge-
schakeld.
6.15 Overige aansluitingen
6.15.1 Externe ingangen
VOORZICHTIG: De componenten, die op de externe
aansluitingen van de warmtepomp worden aangesloten,
moeten voor 5 V en 1 mA geschikt zijn.
De externe ingangen E21.B11 en E21.B12 kunnen worden gebruikt, om
bepaalde functies in de regeling op afstand te bedienen.
De functies, die door de externe ingangen worden geactiveerd, worden
in hoofdstuk 13.3.10 beschreven.
De externe ingang wordt op een handbediende schakelaar of een af-
standsbedieningseenheid aangesloten, die bijvoorbeeld telefonisch
wordt geactiveerd.
6.16 Extra menggroep
De binnenunit kan maximaal een gemengd en een onge-
mengd cv-circuit aansturen.
De binnenunit is voorbereid in de standaarduitvoering voor de besturing
van een ongemengd en een gemengd circuit. Dit omvat de besturing van
het mengventiel en de cv-pomp. Er zijn ingangen voor de aanvoertempe-
ratuursensor, kamertemperatuursensor, dauwpuntmelder (tot 5 stuks)
en 2 externe ingangen.
▶ Monteer het mengventiel en de cv-pomp conform de systeemoplos-
sing ( hoofdstuk 8.4).
▶ Sluit het mengventiel en de cv-pomp aan conform het aansluitschema
( hoofdstuk 13.1).
▶ Installeer de aanvoertemperatuursensor op de aanvoer van het meng-
ventiel conform de systeemoplossing ( hoofdstuk 8.4).
▶ Sluit de aanvoertemperatuursensor aan conform schakelschema afb.
47.
▶ Monteer de kamertemperatuursensor en de dauwpuntmelder (indien
koelbedrijffunctie via dauwpunt).
▶ Sluit deze aan conform schakelschema afb. 47.
De instellingen in de binnenunit vindt u in hoofdstuk 13.5.
6.17 Verwijderen van accessoire
VOORZICHTIG: Noteer de parameters (stooklijn,
streefwaarde, programma ... ), die bij de inbedrijfstel-
ling zijn ingesteld, voordat u reset naar de fabrieksinstel-
lingen.
Wanneer een accessoire (bijv. een Multi Box HP 10) werd geïnstalleerd
en later van de installatie werd verwijderd, omdat het niet meer wordt
gebruikt, dan moet het resetten naar de fabrieksinstelling op serviceni-
veau worden uitgevoerd. Dat geldt niet bij het vervangen van defecte ac-
cessoires.
▶ Kies het installatie- en servicemenu ( hoofdstuk 11).
▶ Uitgebreid menu kiezen.
▶ Naar fabrieksinstellingen resetten kiezen.
▶ Kies Ja en dan Opslaan.
Na het resetten naar de fabrieksinstelling moeten alle instellingen in de
binnenunit weer opnieuw worden ingesteld.
20
7
Elektrische aansluiting
GEVAAR: Gevaar door elektrocutie!
▶ Aansluitingen voor werkzaamheden aan elektrische
componenten altijd spanningsloos schakelen.
GEVAAR: Gevaar door elektrocutie!
De condensator in de warmtepomp moet worden ontla-
den, nadat de voedingsspanning is gescheiden.
▶ Wacht minimaal 5 minuten.
▶ Controleer, of de groene lichtdiode, led 1 uit is (zie
schakelschema in de
warmtepomp).
WAARSCHUWING: De installatie wordt beschadigd,
wanneer nog geen water aanwezig is en de voedings-
spanning wordt ingeschakeld.
▶ Vul de boiler en zet deze onder druk; vul de cv-instal-
latie. Schakel pas daarna de voedingsspanning in.
VOORZICHTIG: Voor de eerste start moet de compres-
sor worden opgewarmd.
▶ Schakel de buiteneenheid ten minste 2 uur voor de in-
bedrijfname in; tot 12 uur bij extreme weersomstan-
digheden (omgevingstemperatuur lager dan -15 ° C).
▶ Voor de inbedrijfstelling van het totale systeem moet
de buitenunit minimaal 1 minuut van het net worden
gescheiden.
Voor het uitschakelen van de spanning op de binnen- en
buitenunit altijd de spanning bij beiden ongeveer tegelij-
kertijd uitschakelen en minimaal 1 minuut wachten, tot
de spanning weer wordt ingeschakeld.
De elektrische aansluiting van de warmtepomp moet vei-
lig kunnen worden gescheiden.
▶ Separate werksschakelaar installeren, die de warmte-
pomp compleet van de spanning kan scheiden. Bij een
gescheiden voedingsspanning moet voor iedere voe-
dingsspanning een eigen veiligheidsschakelaar wor-
den geïnstalleerd.
▶ Rekening houdend met de geldende voorschriften voor de 230 V/
50 Hz-aansluiting minimaal 3-aderige elektrische kabel model
H05VV-U gebruiken. Voor 400 V/50 Hz wordt een 5-aderige elektri-
sche kabel model H05VV-U gebruikt. Gebruik aderdiameters en -type
conform de voorgeschakelde zekeringen en de installatiewijze.
▶ Veiligheidsmaatregen conform NEN 1010 en bijzondere voorschrif-
ten van het plaatselijke energiebedrijf in acht nemen.
▶ Conform EN 60335 deel 1 toestel vast op de klemmenstrook van de
schakelkast aansluiten en via scheidingsinrichting met min. 3 mm
contactafstand aansluiten (bijv. zekeringen, LS-schakelaar). Er mo-
gen geen andere verbruikers worden aangesloten.
▶ Bij de aansluiting van een aardlekschakelaar (FI-schakelaar) het actu-
ele schakelschema respecteren. Alleen voor het betreffende merk
toegelaten componenten aansluiten.
▶ Bij vervangen van de printplaat de kleurcodering respecteren.
Nefit EnviLine • 6 720 810 453 (2014/02)