Installatie
6
Installatie
De installatie mag alleen door een erkende installateur
worden uitgevoerd. De installateur moet de geldende re-
gels en voorschriften en instructies in de installatie- en
gebruikershandleiding respecteren.
6.1
Accessoire
Bij koelbedrijf moet ieder koelcircuit zijn voorzien van
een kamertemperatuursensor.
Een verwarmingskabel verdient altijd aanbeveling.
▶ Monteer een verwarmingskabel in de condensopvang-
bak en de condensafvoer, wanneer gevaar voor ijsvor-
ming bestaat.
Het diagnosegereedschap is nodig voor het uitlezen van
storingen aan de warmtepomp.
De volgende accessoire worden aangeboden:
• Vloerbeugel voor montage van de buitenunit op de vloer
• Ophangbeugel voor montage van de buitenunit aan de gevel
• Condensopvangbak voor het verzamelen en afvoeren van dooiwater
van de buitenunit
• Kamertemperatuursensor, CAN-BUS LCD
• Kamertemperatuursensor CAN-BUS LCD, met ingebouwde vochtsen-
sor
• CAN-BUS kabel
• Boiler, 200 – 300 liter
• Boiler zonnesysteem, 400 liter en 500 liter
• Buffervat
• DHW kit
• Verwarmingskabel
• Dauwpuntmelder
• Multi Box HP 10
• Diagnosegereedschap
6.2
Aansluitprincipe
De werking is gebaseerd op de continue condensatie en de bijverwar-
ming van de binnenunit. De regeling stuurt de warmtepomp overeen-
komstig de ingestelde stooklijn met de meetwaarden van de
buitentemperatuursensor T2 en de aanvoertemperatuursensor T1.
Wanneer de warmtepomp alleen de warmtevraag niet meer kan dekken,
start de bijverwarming automatisch en genereert samen met de warmte-
pomp de in huis gewenste temperatuur.
De tapwatervoorziening heeft voorrang. Het tapwater wordt door een
sensor T3 in de boiler gestuurd. Terwijl de boiler wordt verwarmd, is de
verwarming via een 3-wegklep uitgeschakeld. Wanneer de boiler de
streeftemperatuur heeft bereikt, wordt het cv-bedrijf van de warmte-
pomp voortgezet.
CV- en tapwaterbedrijf bij staande warmtepomp:
Bij buitentemperaturen onder ca. -15 °C (instelbare waarde) stopt de
warmtepomp automatisch en kan geen warmte meer leveren. De bijver-
warming, het elektrischverwarmingselement in de binnenunit of de cv-
ketel neemt automatisch het cv-bedrijf en de tapwatervoorziening over.
Nefit EnviLine • 6 720 810 453 (2014/02)
6.3
Voorbereidende leidingaansluitingen
Het deeltjesfilter wordt in de retourleiding naar de bin-
nenunit gemonteerd.
De afvoerleiding van het overstortventiel van de binnen-
unit moet in een vorstvrije omgeving naar beneden toe
worden aangebracht.
▶ Installeer de aansluitleiding voor het cv-systeem en het koud-/ lokaal
tot aan de opstellingsplaats van de binnenunit.
6.4
Opstellen
▶ Pak de meegeleverde accessoire uit.
▶ Voer de verpakking af overeenkomstig de instructies daarop vermeld.
6.5
Spoelen van het cv-systeem
VOORZICHTIG: Door achtergebleven vuil in het leiding-
net kan de installatie beschadigd raken.
▶ Spoel de installatie om vuil te verwijderen.
De warmtepomp is een onderdeel van de cv-installatie. Storingen in de
warmtepomp kunnen door slechte waterkwaliteit in de cv-installatie of
door constante zuurstoftoevoer ontstaan.
Door zuurstof worden corrosieproducten gevormd in de vorm van mag-
netiet en afzettingen.
Magnetiet heeft een slijpende werking, die in pompen, ventielen en com-
ponenten met turbulente stroming tot uiting komt, bijv. in de platenwis-
selaar in de binnenunit.
Bij cv-installaties, die regelmatig moeten worden gevuld, of waarvan het
cv-water bij het nemen van monsters geen helder water bevat, moeten
voor de montage van de warmtepomp maatregelen worden genomen,
bijv. installatie van een filter en een ontluchter.
Gebruik geen additieven voor waterbehandeling. Additieven voor verho-
ging van de pH-waarde zijn toegestaan. De aanbevolen pH-waarde is 7,5
– 9,0.
Het medium in de cv-installatie mag niet meer dan 200 ppm chloor be-
vatten.
6.6
Sluit de warmtepomp aan op het cv-systeem
Korte leidingen buiten verminderen
warmteverliezen.
Isoleer de leidingen buiten het huis met een isolatiemateriaal dat ge-
schikt is voor koudemiddelleidingen.
Isoleer bij toepassing in koelbedrijf de aansluitingen en leidingen tegen
condensvorming.
6.7
Aansluiten van de koudemiddelleidingen
De installatie mag alleen door een erkende installateur
worden uitgevoerd. De installateur moet de geldende re-
gels en voorschriften en instructies in de installatie- en
gebruikershandleiding respecteren.
6
13