Nulpuntinstelling
1. Regelventiel met ingangssignaal van de
klepstandsteller in de gesloten stand
brengen (ventiel DICHT slag 0 %).
2. Aanwijzing van meetinstrument afle-
zen; deze moet ca. 4 mA bedragen.
3.
ij kleine afwijkingen corrigeren met de
potentiometer ZERO, tot de aanwijzing
op 4 mA staat.
Wanneer de afwijking te groot is om
met de potentiometer (stelbereik ca. 20
slagen) te worden weggeregeld dan
moeten de schakelaars 1 en 2 zodanig
worden ingesteld dat een m A-waarde
wordt aangewezen die in het stelbereik
van de ZERO-potentiometer ligt.
4. Nulpunt met de potentiometer ZERO op
exact 4 mA instellen.
Bereikinstelling
1. Regelventiel met ingangssignaal van de
klepstandsteller in de eindstand bren-
gen (ventiel OPEN slag 100 %).
2. Aanwijzing van meetinstrument afle-
zen; deze moet ca. 20 mA bedragen.
3.
ij kleine afwijkingen corrigeren met de
potentiometer SPAN, tot de aanwijzing
op 20 mA staat. Wanneer de afwijking
te groot is, dan moeten de schakelaars
3 en 4 zodanig worden ingesteld, dat
er een mA-waarde wordt aangewezen,
welke in het stelbereik van de potentio-
meter SPAN ligt.
4. Potentiometer SPAN verstellen, tot de
aanwijzing exact 20 mA is.
Omdat de nulpunts- en bereikinstelling
elkaar onderling beïnvloeden moet de
nstelling van de standmelder
correctie met de potmeters worden her-
haald totdat beide waarden kloppen.
Instructie voor het instellen van de stand-
melder bij een klepstandsteller met adapt-
er voor NAMUR-aanbouw:
Afhankelijk van de extra verplaatsing via
het hoekstuk (28) van de adapter kan het
bij verschillend gekozen werkingsrichting
van klepstandsteller en standmeldsignaal
voorkomen dat het nulpunt van het meetsig-
naal niet kan worden ingesteld.
In dat geval met de uitrichting van de zwar-
te aanwijzer (par. 2.2.2 op blz. 16) wor-
den gewijzigd zodat de sensor van de klep-
standsteller in het uitstuurbereik valt.
Na het losmaken van de klemplaat moet bij
"membraanstang uitgaand FA" de aanwij-
zer naar boven in de richting van de aan-
drijving worden verschoven en bij "mem-
braanstang ingaand FE" naar beneden in
de richting van de klep.
Bij ventielen in stanguitvoering kan in plaats
daarvan de klepstandsteller over de stangen
iets naar onderen (FE) of boven (FA) wor-
den verschoven.
Belangrijk!
Na iedere gewijzigde uitrichting moeten het
nulpunt en het bereik van de klepstandstel-
ler opnieuw worden ingesteld voordat de
klepstandsteller wordt ingeregeld.
Na instelling van de klepstandsteller moet
erop worden gelet dat wanneer het ventiel
is ingebouwd de ont- en beluchtingsplug op
het huisdeksel naar beneden wijst.
EB 8355-2 NL
39