Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

EINDSYNCHRONISATIE

Eindsynchronisatie wordt gebruikt wanneer bij lange sluitertij-
den opnamen van bewegende onderwerpen worden ge-
maakt. Normaal wordt de flits aan het begin van de belichting
ontstoken, maar maakt u bijvoorbeeld een opname van een
in de nacht voorbijrijdende auto, dan komen de lichtstrepen
die de lampen veroorzaken vóór de auto te liggen en lijkt de
auto achteruit te rijden. Met eindsynchronisatie wordt de flits
aan het eind van de opname ontstoken. De werking is niet
merkbaar wanneer de sluitertijd kort is. Wanneer de sluiter
wordt ontspannen wordt er een voorflits (preflash) ontstoken.
Deze voorflits draagt niet bij tot de opname, maar wordt als
testflits gebruikt om de flitsinstellingen te berekenen.
Camera-info
De combinatie van flits met een door de camera-automatiek berekende lange sluitertijd is
mogelijk in de P- en de A-stand (blz. 48). Sluitertijd en diafragma worden zo geregeld dat de
achtergrond goed doortekend is en de flits het onderwerp precies genoeg licht geeft. Wanneer
u 's avonds een onderwerp buiten fotografeert wordt de belichting voor de achtergrond zo be-
paald dat zowel onderwerp als achtergrond er goed uitziet. Omdat sluitertijden langer kunnen
zijn dan gebruikelijk is het gebruik van een statief aan te bevelen.
1. Zet de camera in de P- of de A-stand (blz. 48).
2. Kies "AE hold" of "AE toggle" in de Spot/Af/AEL optie van de Advanced 1 sectie van het
opnamemenu (blz. 80).
3. Bepaal de beeldcompositie via de zoeker/monitor.
4. Druk de Spot/AE-lock-toets in om de belichting te vergrendelen.
5. Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling op het onderwerp te vergrendelen.
Bepaald de gewenste compositie.
6. Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
89

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave