AUTOFOCUSSTANDEN
Deze camera heeft twee autofocus-standen. De keuze tussen enkelvoudige en continu AF maakt u in
de basis-sectie van het opnamemenu (blz. 80).
Enkelvoudige autofocus - voor algemene fotografische toepassingen en statische onderwerpen.
Wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt wordt de scherpstelling vergrendeld op het onderwerp
in het scherpstelveld; de vergrendeling blijft gehandhaafd zolang de ontspanknop half ingedrukt
wordt gehouden. Directe handmatige scherpstelling kan in combinatie met enkelvoudige autofocus
worden gebruikt.
Continu autofocus - voor bewegende onderwerpen. Wordt de ontspanknop half ingedrukt, dan
wordt de autofocus gestart en blijft de autofocus actief totdat de opname gemaakt is. Gebruikt u con-
tinu AF met het brede AF-veld (blz. 44), dan verschijnen de AF-sensors om het punt van scherpstel-
ling te markeren niet.
Continu autofocus kan moeite hebben scherp te stellen op onderwerpen die zich zeer snel verplaat-
sen. Gebruik in dat geval handmatige scherpstelling op een punt in de baan van het onderwerp en
druk af vlak voordat het onderwerp dat punt heeft bereikt. Er is een kleine vertraging tussen het
indrukken van de ontspanknop en het openen van de sluiter.
Enkelvoudige AF – scherpstelling vergrendeld en in orde.
Continu AF – scherpstelling in orde.
Rode scherpstelaanduiding – scherpstellen onmogelijk. Onderwerp te dichtbij, of het onder-
werp maakt goed scherpstellen onmogelijk. Er kan wel worden afgedrukt.
Verwar deze symbolen niet met de lichtmeetsymbolen van blz. 51.
83