BELICHTINGS- EN FLITSCORRECTIE
is uitgevoerd zijn de sluitertijd- en/of diafragma-aanduiding aan gepast. Omdat de correcties in kleine
stapjes kunnen worden uitgevoerd kan het soms voorkomen dat u na het instellen van de correctie-
waarde dezelfde sluitertijden en/of diafragmawaarde ziet.
1
Flitscorrectie
Belichtings-
correctie
74
O
-
PNAMESTAND
U kunt zowel de gewone belichtingsregeling als de flitsdosering corrigeren
om het uiteindelijke beeld lichter of donkerder te maken. U kunt de belichting
corrigeren tot plus/min 2 stops en stappen van 1/3 stop (blz. 79). De belich-
tingscorrectie en de flitscorrectie blijven gelden totdat u ze weer op nul zet.
De correctie moet worden ingesteld voordat de opname wordt gemaakt.
Wanneer u de belichtings- of flitscorrectie instelt verschijnt de verandering in
lichtwaarden op het data-scherm en in de zoeker/monitor. Nadat de instelling
GEAVANCEERDE TECHNIEKEN
2
Zet de schakelaar digitale effecten in de
stand belichtingscorrectie
Houd de toets digitale effecten (1) ingedrukt
en stel de belichtingscorrectie in door aan
het instelwiel (2) te draaien, of stel de flits-
correctie in met de op/neer-toets van de
stuurknop (3).
3
Laat de toets digitale effecten los (1) om de
instelling door te voeren.