Gebruiksaanwijzing
2. Raak het tabblad Instellen aan.
3. Raak het verticale tabblad Pulsewaarde aan.
4. Selecteer het gewenste Geluidsvolume.
5. Raak het tabblad Home aan.
De nieuwe instellingen worden onmiddellijk van kracht.
Alarmen pulswaarde configureren
Volg deze stappen om alarmgrenzen voor de pulswaarde in te stellen.
1. Controleer of u het profiel Intervalbewaking of Doorlopende bewaking gebruikt.
2. Raak het tabblad Alarmen aan.
3. Raak het verticale tabblad Pulswaarde aan.
4. Zorg dat het bedieningselement Alarmgrens pulswaarde is ingesteld op AAN.
Opmerking Als het bedieningselement Alarmgrens van een bepaalde
5. Voer de gewenste onder- en bovenalarmgrens voor de pulswaarde in met behulp
van de pijlen omhoog en omlaag of het toetsenblok.
6. Raak het tabblad Home aan.
De nieuwe alarminstellingen worden onmiddellijk van kracht.
Het kader Handmatige parameters
Met het kader Handmatige parameters, dat zich rechtsonder op het tabblad Home
bevindt, kunt u handmatig parameters invoeren en kunnen metingen worden
weergegeven die door bepaalde accessoires zijn uitgevoerd.
Opmerking Handmatige parameters zijn niet beschikbaar in het triageprofiel.
Opmerking De Quetelet-index (BMI) is alleen beschikbaar bij een aangesloten
Opmerking Wanneer een meting van een aangesloten gewichtsschaal naar het
Opmerking U kunt de temperatuur niet handmatig in dit kader invoeren op een
Opmerking U kunt de ademhalingssnelheid niet handmatig in dit kader invoeren op een
parameter op UIT is ingesteld, kunt u geen alarmgrenzen op
het tabblad Alarm aanpassen en treden er geen visuele of
audiosignalen op voor die specifieke parameter.
gewichtsschaal die de BMI berekent.
apparaat wordt overgebracht, is de meting die op het apparaat wordt
weergegeven op één decimaal nauwkeurig (0,1) ten opzichte van de
meting die op de gewichtsschaal wordt weergegeven.
apparaat dat met een SureTemp Plus-temperatuurmodule is
geconfigureerd.
apparaat dat met CO2, RRa of EarlySense is geconfigureerd.
Patiëntbewaking 163