Omdat dit geen gebruikelijke afmetingen zijn, moet het volgende buffervat in
stappen van 500 l worden gekozen.
De volgende voorbeeldberekening kan handig zijn voor het dimensioneren van
het buffervat:
Het volgende werd daarbij verondersteld:
• Buffervatformaat: 500 liter (ongeveer 500 kg water)
• Watertemperatuur in vat bij begin: 40°C
• Watertemperatuur in vat bij einde: 70°C
• Temperatuurverschil 30°C (komt overeen met 30 K)
• Geen warmte-opname uit het vat tijdens het opwarmen door de
ambiente a4H2O/a6 H2O, resp. geen warmteverliezen in het systeem!
Dit betekent: voor het verwarmen van 500 liter water in een vat van 40°C naar
70°C is een theoretische hoeveelheid warmte nodig van 62805 kJ (= 62805
kWs) (zonder rekening te houden met warmteverliezren of waterafname uit het
systeem). De waterhoeveelheid komt overeen met ongeveer 17,4 kWh.
Bij een aangenomen gemiddeld vermogen van ca. 5,4 kW van de ambiente
a4H2O duurt het opwarmen van het volledige vat van 500 liter water ca. 3,2
uur. Deze berekening heeft betrekking op de gelijkmatige verwarming van het
gehele buffervolume.
Bij een zinvolle opbouw van de verwarmingsinstallatie wordt het warmwater in
lagen in het buffervat opgeslagen, bijv. in een gelaagde buffer! Hierdoor staat al
na een korte opwarmtijd warm water ter beschikking en kan het onttrekken van
warmte al kort na de start van de circulatie in de ambiente a4 H
Dan wordt alleen de overtollige, niet voor het verwarmen benodigde energie, in
het buffervat opgeslagen.
Q = c
× m × ∆t
p
kJ
Q = 4,187
× 500 kg × 30 K
kg × K
Q = 62805 kJ
Op zeer koude winterdagen kan het voorkomen, dat een ambiente a4H2O ca. 12
uur in gebruik is. De hierbij in het watergedeelte geproduceerde warmte-ener-
gie komt dan theoretisch overeen met 65 kWh. Deze hoeveelheid warmte zou
voldoende zijn voor het opwarmen van ca. 1900 liter water (van 40°C tot 70°C).
In de regel wordt in zo'n situatie echter telkens ook warmte ontnomen, zodat
geen overlading van het buffervat (> 90 °C) kan optreden.
2.8.7 RETOURTEMPERATUURVERHOGING
De ambiente a4 H
bediend. Tijdens bedrijf dient de aanvoertemperatuur hoger te zijn dan 65°C
en dient de retourtemperatuur ten minste 60°C te zijn. Om zeker te zijn van
deze temperaturen moet een circulatiepomp / retourtemperatuurverhoging
zo worden ingebouwd dat deze pas begint, wanneer 62°C is bereikt. Om
het gevaar van het niet bereiken van het dauwpunt te reduceren, moet een
geregelde retourverhoging worden ingebouwd. Daarbij wordt de regelomvang,
deze voldoet aan de effectieve retourtemperatuur aan de ingang van de
waterwarmtewisselaar, geregistreerd en op de gewenste waarde ingesteld.
Wij bevelen het gebruik aan van een retourtemperatuurverhoging van het type
LTC 200 van de firma ESBE, die als optie verkrijgbaar is, of een vergelijkbare
retourtemperatuurverhoging. Het gebruik van andere oplossingsmogelijkheden
(zoals een 4-weg mengklep) heeft zich in de praktijk niet bewezen en is daarom
niet raadzaam.
O beginnen.
Voor alle bedrijfsstoringen (met roet en teer verstopt, afzettingen, enz.) of cor-
2
rosieschade aan de waterwarmtewisselaar of de schoorsteen, enz. die zijn te
herleiden naar een ontbrekende of niet-doeltreffend werkende retourverhoging,
kunnen wij noch aansprakelijkheid aanvaarden noch garantie verlenen.
28
O/a6 H
O moet met een retourtemperatuurverhoging worden
2
2
Hoofdstuk 2