De volgende punten moeten bij de montage absoluut worden nageleefd, zodat
het veiligheidsmechanisme kan functioneren:
• Bij de koudwateringang moet een stromingsdruk van min. 2 bar beschik-
baar zijn. Deze druk moet constant gegarandeerd zijn. Gebruik met een
netspanningsonafhankelijk huiswaternet is niet toegestaan.
• Een minimumdebiet van ca. 900 l/u water moet gewaarborgd zijn. Deze
toevoerleiding mag niet afsluitbaar zijn.
• Op ieder moment moet de toevoer van koud water (5-20 °C) gegarandeerd
zijn. Huiswaternetten horen daar niet bij.
• De thermische veiligheidsklep die in het verwarmingssysteem is geïnte-
greerd, wordt geactiveerd bij een toevoertemperatuur van ca. 95°C.
Alle veiligheidsrelevante onderdelen moeten zodanig in het systeem worden
geïntegreerd dat de werking en de dichtheid ervan te allen tijde kunnen
worden gecontroleerd! De afvoer van de thermische afvoerbeveiliging moet
zodanig worden uitgevoerd, dat op elk moment een controle kan gebeuren
(bijv. via een afvoer met sifon)
De koudwaterleiding moet worden gespoeld voor de ingebruikname. Hierdoor
worden verontreinigingen weggespoeld, die evt. het sluiten van het TAS ver-
hinderen. De aanwijzingen van de TAS-fabrikant moeten worden opgevolgd.
2.8.4 THERMISCHE POMPSTURING OP DE AMBIENTE
A4 H
O / A6 H
O
2
2
Voor een optimale aansturing van de circulatiepomp is in het onderste vak
een thermostaatschakelaar geïntegreerd. Deze zorgt ervoor dat de circu-
latiepomp alleen bij een toereikende watertemperatuur (>60°C) opstart.
Een sturing via de ketelregeling of andere inrichtingen is mogelijk wanneer
Hoofdstuk 2
een inschakeltemperatuur van de pomp tussen 60°C en 68°C wordt
gegarandeerd.
De maximale contactbelasting van de thermische pompregeling bedraagt bij
250 V AC ca. 16 (4) A.
De fabrieksinstelling van de thermostaat is vooraf ingesteld op ca. 62°C.
Hiermee wordt de in- en uitschakeltemperatuur van de circulatiepomp van
de retourverhoging van ~60°C vastgesteld bij het bereiken resp. onder-
schrijden van de vereiste watertemperatuur in de waterwarmtewisselaar
van de ambiente a4H2O/a6 H2O. Optioneel, wanneer de omstandigheden
dit vereisen, kan de installateur de temperatuur aanpassen. Hiertoe moet
de bovenste afdekking worden weggenomen. Na het verwijderen van de
afdekking kan het temperatuurbereik worden gewijzigd.
Opgelet: Bij watertemperaturen onder de 60°C neemt het risico op dauw-
puntoverschrijdingen toe! Hierdoor kan glansroet ontstaan. Het reinigings-
interval wordt ook verder verkort. Wij bevelen daarom aan de inschakeltem-
peratuur niet lager dan 60°C maar ook niet hoger dan 68°C in te stellen.
2.8.5 ELEKTRISCHE A ANSLUITING
De gehele elektrische installatie van de afzonderlijke componenten in de
verwarmingsinstallatie mag uitsluitend door een erkende specialist worden
uitgevoerd. Daarbij moeten alle werkzaamheden volgens de VDE-voorschrif-
ten (bijv. VDE 0105, VDE 0116, VDE 0100, enz.) en de technische aansluit-
voorwaarden volgens plaatselijke stroomleveranciers worden verricht.
Aan de ambiente a4H2O/a6 H2O dient alleen de elektrische installatie van de
thermostaat van de pomp van de retourtemperatuurverhoging (zie page 28)
en de aansluiting op het lichtnet te worden uitgevoerd. De temperatuurvaste
aansluitkabel is ca. 3,0 m lang en reeds in de thermostaat vastgeklemd.
25