92
Instrumenten en bedieningsorganen
Wis-/wasinstallatie
achterruit
Duw de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:
bovenste stand = continue werking
onderste stand = onderbroken wer‐
king
middenstand
= uit
Hendel van u af duwen. Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit ge‐
spoten en de ruitenwisser maakt een
paar slagen.
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen
in het menu Instellingen op het
Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 126.
De achteruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.