houd de terugzetknop gedurende en‐
kele seconden ingedrukt of druk op
de richtingaanwijzer op de toets
SET/CLR.
Instrumentengroep Midlevel en Uple‐
vel
Selecteer pagina Rit A of Rit B op de
pagina Info door op o op het stuur‐
wiel te drukken.
Elke dagteller kan apart worden te‐
ruggezet wanneer het contact aan is:
selecteer de betreffende pagina en
druk op >. Bevestig door op 9 te
drukken.
Instrumenten en bedieningsorganen
Algemeen
De dagteller telt tot een afstand van
2000 km en start dan weer op 0.
Driver Information Center 3 114.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan.
In elke versnelling zo veel mogelijk
met een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Brandstofmeter
Weergave van het brandstofpeil of
gaspeil in de tank, afhankelijk van de
geselecteerde brandstof.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp i of Y. Meteen tanken
wanneer deze knippert.
103