auto behoeft geen onderhoud. Trap
het gaspedaal stevig in om het auto‐
matisch remmen op te heffen.
Instellingen
Instellingen kunnen in het menu Per‐
soonlijke instellingen op het Colour-
Info-Display worden gewijzigd.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen, I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Storing
Indien onderhoud aan het systeem
vereist is, verschijnt een bericht op
het Driver Information Center.
Als het systeem niet naar behoren
functioneert, verschijnen er berichten
op het Driver Information Center.
Boordinformatie 3 124.
Parkeerhulp
9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel ver‐
antwoordelijk voor het inparkeren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
Rijden en bediening
Parkeerhulp voor-achter
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto. Het
systeem geeft geluidssignalen en
toont berichten.
Het systeem heeft vier ultrasone par‐
keersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter,
elk met een andere geluidsfrequentie.
201