periodiek bij een hoge temperatuur te
verbranden. Dit proces vindt onder
bepaalde rijomstandigheden automa‐
tisch plaats en kan tot 25 minuten du‐
ren. Doorgaans neemt dit tussen 7 en
12 minuten in beslag. Autostop is niet
beschikbaar en het brandstofverbruik
ligt mogelijk hoger. Enige geur- en
rookontwikkeling tijdens deze proce‐
dure is normaal.
Onder bepaalde rijomstandigheden,
bijv. bij korte ritten, kan het systeem
zichzelf niet automatisch reinigen.
Wanneer het filter geregenereerd
moet worden maar de recente rijom‐
standigheden geen automatische re‐
generatie toelieten, knippert controle‐
lamp %. Tegelijkertijd verschijnt
Roetfilter is vol, rijd door op het Driver
Information Center.
% brandt wanneer het dieselpartikel‐
filter vol is. Start het regeneratiepro‐
ces zo spoedig mogelijk.
% knippert en u hoort verschillende
keren een waarschuwingsgeluid
wanneer het roetfilter het maximale
vulpeil heeft bereikt. Start het rege‐
neratieproces onmiddellijk om
schade aan de motor te voorkomen.
Regeneratieproces
Blijf rijden om het reinigingsproces te
activeren en houd het motortoerental
boven 2000 1/min. Indien nodig te‐
rugschakelen. De reiniging van het
dieselpartikelfilter wordt dan gestart.
Als er op het Driver Information Cen‐
ter ook een bericht verschijnt dat rei‐
nigen niet mogelijk is, raadpleeg dan
een werkplaats.
Voorzichtig
Wordt het reinigingsproces onder‐
broken, dan bestaat het risico dat
er zware motorschade ontstaat.
Rijden en bediening
De reiniging verloopt het snelst bij
hoge motortoeren en een zware be‐
lasting.
Controlelamp % dooft zodra de zelf‐
reiniging is afgerond.
Katalysator
De katalysator vermindert de hoe‐
veelheid schadelijke stoffen in de uit‐
laatgassen.
Voorzichtig
Het gebruik van andere brandstof‐
kwaliteiten dan die genoemd op
pagina 3 219, 3 290 kan aanlei‐
ding geven tot schade aan de ka‐
talysator en elektronische onder‐
delen.
Onverbrande benzine kan leiden
tot oververhitting van en schade
aan de katalysator. Daarom de
startmotor niet onnodig lang laten
draaien, de tank niet leegrijden en
de motor niet door duwen of sle‐
pen proberen te starten.
167