9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen:
● auto's die zich buiten de blinde
hoeken bevinden, en die moge‐
lijk snel naderen
● voetgangers, fietsers of dieren
Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Inschakelen
7'' Colour-Info-Display: selecteer
Dodehoekbewaking op de beginpa‐
gina van het aanraakscherm en acti‐
veer de functie.
8'' Colour-Info-Display: druk op Í.
Kies Rijfuncties op het aanraak‐
scherm en kies vervolgens
Dodehoekdetectie. Activeer de func‐
tie.
B brandt continu groen op de instru‐
mentengroep om aan te geven dat
het systeem geactiveerd is.
Werking
Wanneer het systeem tijdens het
vooruitrijden een voertuig in een dode
hoek detecteert, gaat een rond ledje
op de desbetreffende buitenspiegel
branden.
Het ledje gaat bij detectie van het
voertuig onmiddellijk branden.
Wanneer u zelf langzaam inhaalt,
gaat het ledje met vertraging bran‐
den.
Rijden en bediening
Gebruiksvoorwaarden
Voor een juiste werking moet aan de
volgende voorwaarden zijn voldaan:
● Alle voertuigen rijden in dezelfde
richting en in aangrenzende rijst‐
roken.
● Uw auto heeft een rijsnelheid
tussen 12 en 140 km/u.
● U haalt in met een relatief snel‐
heidsverschil kleiner dan 10 km/
u.
● U wordt ingehaald door een
ander voertuig met een relatief
snelheidsverschil kleinder dan 25
km/u.
● De verkeersstroom is normaal.
● U rijdt op een weggedeelte met
geen of weinig bochten.
● Er hangt geen aanhangwagen
achter de auto.
Er wordt niet gewaarschuwd in de
volgende situaties:
● Als obstakels niet bewegen
(zoals bij geparkeerde voertui‐
gen, verkeersdrempels, straat‐
verlichting, verkeersborden...).
191