102
Instrumenten en bedieningsorganen
LED-koplampen
H licht op en er verschijnt een
waarschuwingsbericht op het Driver
Information Center.
Roep de hulp in van een werkplaats.
Mistlamp
> brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 123.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 123.
Regensensor
< brandt groen.
Brandt bij inschakeling van de regen‐
sensorstand van de ruitenwisserhen‐
del.
Blindehoeksysteem
B brandt groen.
Het systeem is actief.
Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen
De cruise control is ingeschakeld. De
ingestelde snelheid wordt in het
Driver Information Center aangege‐
ven.
Cruisecontrol 3 164.
Adaptieve cruise control
m brandt wit of groen.
C brandt op het Driver Information
Centre.
m brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
m brandt groen
De adaptieve cruise control is inge‐
schakeld.
Wanneer adaptieve cruise control
aan of actief is, verschijnt C met de
ingestelde snelheid op het Driver
Information Center.
Adaptieve cruise control 3 169.
Voorligger gedetecteerd
A brandt groen.
Brandt groen
Er is een voertuig in dezelfde rijstrook
gedetecteerd.
Adaptieve cruise control 3 169, fron‐
taanrijdingswaarschuwing 3 177.
Snelheidsbegrenzer
ß brandt op het Driver Information
Center wanneer de snelheidsbegren‐
zer actief is. Ingestelde snelheid
wordt aangegeven naast symbool ß.
Snelheidsbegrenzer 3 167.
Portier open
h brandt rood.
Een portier of de achterklep is
geopend.