De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling
l : naar de voorruit en de voorste
zijruiten
M : naar hoofdhoogte via de verstel‐
bare luchtroosters
K : naar de voetenruimte en voorruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
Luchtdebiet
Luchtopbrengst instellen door Z op
de gewenste snelheid te draaien.
naar rechts
: versnellen
naar links
: vertragen
Airconditioning A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. Het ledje in de knop
brandt om activering aan te geven.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht wanneer de
buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan
condens vormen en onder de auto op
de grond druppelen.
Klimaatregeling
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen. Stop/Start-systeem
3 145.
Luchtrecirculatiesysteem
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. Het ledje in de knop
brandt om activering aan te geven.
Luchtrecirculatiemodus weer met
4 uitschakelen.
129