118
Verlichting
U activeert de grootlichtassistentie
door op f op de richtingaanwijzer te
drukken. Het ledje in de knop gaat
branden, als de grootlichtassistent
geactiveerd is. Het grootlicht wordt
automatisch ingeschakeld bij snelhe‐
den boven 25 km/u.
Het groene controlelampje f brandt
continu wanneer de assistentie actief
is; het blauwe lampje 7 brandt bij
ingeschakeld groot licht.
Controlelampje f 3 101.
Uitschakelen
U deactiveert de grootlichtassistentie
door op f op de richtingaanwijzer te
drukken.
Als u bij een geactiveerde grootlicht‐
assistent een lichtsignaal geeft terwijl
u het dimlicht voert, wordt de groot‐
lichtassistent gedeactiveerd. Het
systeem schakelt over op groot licht.
Als u bij een geactiveerde grootlicht‐
assistent een lichtsignaal geeft terwijl
u het groot licht voert, wordt de groot‐
lichtassistent gedeactiveerd. Het
systeem schakelt over op dimlicht.
Geef nogmaals grootlichtsignalen om
de grootlichtassistent weer te active‐
ren.
Lichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendel
naar u toe te trekken.
Als u aan de hendel trekt, schakelt u
het groot licht uit.
Koplampverstelling
Handmatige koplampverstelling
U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: draai het kartelwieltje
in ? de gewenste stand.
0 : zitplaatsen voorin bezet
1 : alle zitplaatsen bezet
2 : alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte
3 : bestuurdersstoel bezet en
bagage in de bagageruimte