120
Verlichting
Dit wordt automatisch geactiveerd bij
een snelheid tot maximaal 55 km/u en
in situaties met omgevingsverlichting.
De lichtverspreiding is breed en
symmetrisch. Bij een snelheid van
minder dan 30 km/u worden de
koplampen iets naar de buitenkant
gezwenkt om voetgangers en objec‐
ten aan elke kant van de weg eerder
te kunnen herkennen. Er is een speci‐
aal lichtstraalpatroon ontworpen dat
verblinding van andere weggebrui‐
kers voorkomt.
Afbuigverlichting
Bij het afslaan gaan, afhankelijk van
de stuurhoek en het knipperlichtsig‐
naal, bepaalde leds branden die het
wegdek in de rijrichting verlichten.
Wordt geactiveerd tot een snelheid
van 40 km/u.
Slechtweerlicht
Bediend via de ruitenwisser of regen‐
sensor en werkt bij regen en sneeuw‐
val. Door de brede lichtverdeling - iets
naar buiten gezwenkt - hebt u een
betere oriëntatie aan de rand van de
weg. De intensiteit van het licht ver
vooruit wordt verhoogd om objecten
en markeringen aan de rechterkant
van de weg en obstakels op de
rijstrook ondanks het slechte weer te
kunnen herkennen. Door minder
weerkaatsing op natte wegen worden
tegenliggers minder verblind. Het
slechtweerlicht werkt bij een snelheid
tot 70 km/u.
Bochtverlichting
Er gaan, afhankelijk van de stuurhoek
en de snelheid, extra leds branden
die de verlichting van bochten verbe‐
teren. Deze functie wordt geactiveerd
bij snelheden tussen 40 km/u en
70 km/u en is afhankelijk van de
stuurhoek.
Grootlichtassistent
Met deze functie kan het grootlicht bij
het rijden in het donker als hoofdver‐
lichting werken.
De camera in de voorruit de lichten
van tegemoetkomende voertuigen of
voorliggers detecteert. Elke LED aan
de rechter- of linkerkant kan afhanke‐
lijk van de verkeerssituatie worden in-
of uitgeschakeld. Dit geeft de beste
lichtverdeling zonder dat andere
weggebruikers worden verblind. De
grootlichtassistentie blijft geactiveerd