116
Verlichting
Verlichting
Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
AUTO : automatische verlichting
schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en
koplamp
: zijmarkeringslichten
8
: dimlicht of groot licht
9
Wanneer u de ontsteking inschakelt,
is de automatische verlichting actief.
Controlelampje 8 3 101.
Achterlichten
De achterlichten branden samen met
het dimlicht/groot licht en de zijmar‐
keringslichten.
Automatische verlichting
Wanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld en de motor loopt,
wordt er automatisch gewisseld
tussen dagrijlicht en automatische
verlichting afhankelijk van het omge‐
vingslicht en de informatie afkomstig
van het regensensorsysteem.
Dagrijlicht 3 119.