9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelampje b 3 99.
Uitschakelen
De elektronische stabiliteitsregeling
en Traction Control kunnen op elk
gewenst moment worden uitgescha‐
keld: druk op a.
De LED in de toets a brandt.
Bij het deactiveren van de elektroni‐
sche stabiliteitsregeling en Traction
Control verschijnt er een statusbe‐
richt op het Driver Information Center.
De elektronische stabiliteitsregeling
en Traction Control worden opnieuw
geactiveerd door nogmaals op de
knop a te drukken, door de rem in te
trappen of door sneller te rijden dan
50 km/u.
De LED in de toets a dooft wanneer
de elektronische stabiliteitsregeling
en Traction Control weer gaan
werken.
De elektronische stabiliteitsregeling
en Traction Control worden de
volgende keer dat u het contact
inschakelt opnieuw geactiveerd.
Storing
Bij een storing in het systeem licht het
controlelampje b ononderbroken op
en verschijnt er een bericht op het
Driver Information Center. Het
systeem buiten werking is.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Rijden en bediening
Selectieve ride control
Voorzichtig
De auto is met name geschikt voor
het rijden op asfaltwegen, met af
en toe een terreinrit tussendoor.
Maar rijd niet op terrein waar uw
auto beschadigd kan raken door
obstakels, zoals onder andere
stenen, en op terrein met steile
hellingen en een slechte grip.
Steek niet over door stromen.
Voorzichtig
Bij terreinritten kunt u bij plotse‐
linge bewegingen en manoeuvres
de macht over het stuur verliezen.
Dit kan een botsing veroorzaken.
Daarom moeten u en uw passa‐
giers op de weg en op terrein de
veiligheidsgordels om hebben.
Selectieve ride control biedt meer
tractie in situaties met weinig grip
(sneeuw, modder en zand).
161