autOmatIsche transmIssIe
Bijzondere gevallen
In sommige gevallen (zoals ter bescher-
ming van de motor, bij werking van het elek-
tronisch stabiliteitsprogramma: esc, enz.)
wordt automatisch de juiste versnelling ge-
kozen.
Ook kan, om verkeerde manoeuvres te
voorkomen, het schakelen door het systeem
geweigerd worden. In dit geval knippert de
aanduiding van de versnelling enkele secon-
des om u te waarschuwen.
Laat om op een helling stil te blijven
staan uw voet niet op het gaspedaal
rusten.
risico van oververhitting van de au-
tomatische versnellingsbak.
Controleer of het controle-
lampje p op het instrumen-
tenpaneel wordt geactiveerd,
voordat u de auto verlaat.
risico dat de auto wegrolt.
2.120
(3/4)
Bijzondere omstandigheden
als het wegtype of de weersomstandig-
heden (steile hellingen omhoog, plotselinge
hellingen omlaag, diepe sneeuw, zand of
modder) het moeilijk maken om in automati-
sche modus te blijven rijden, wordt afhanke-
lijk van de auto aanbevolen:
– bij auto's uitgerust met hendels aan het
stuurwiel:
– overgaan naar handmatig schake-
len met behulp van de hendels. Hiermee
voorkomt u het automatisch achter elkaar
schakelen door de versnellingsbak bij
stijgen en is het mogelijk op de motor te
remmen bij lange afdalingen.
– bij auto's zonder hendels aan het stuur-
wiel:
– de modus "Low" gebruiken, waarmee
u bij snelheden lager dan 50 km/u kunt
rijden op een wegdek met minder grip
(sneeuw, modder, enz.), een helling kunt
oprijden en kunt remmen op de motor als
u een helling afdaalt. Daartoe zet u de
hendel in stand l.
Opmerking: in de modus "Low" varieert
het toerental van de motor continu en zijn
de acceleraties meer lineair.
Om te voorkomen dat de motor afslaat in
zeer koud weer, wacht u best enkele se-
conden voordat u stand p of n verlaat en de
hendel in stand D, r of l zet.