76
Instrumenten en bedieningsorganen
Motorvermogen verminderd
M brandt geel.
Het oplaadniveau van de hoogspan‐
ningsaccu is te laag. Er is slechts
verminderd motorvermogen beschik‐
baar.
Autostop
n brandt of knippert groen.
Brandt groen
De motor is een Autostop.
Knippert groen
Autostop is tijdelijk niet beschikbaar
of de Autostop-modus wordt automa‐
tisch opgeroepen.
Stop/Start-systeem 3 109.
Rijverlichting
F brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 85.
Dimlicht
D brandt groen.
Brandt bij ingeschakeld groot licht.
Groot licht
A brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld groot licht of
bij lichtsignaal 3 86.
Grootlichtassistentie
B brandt groen.
De grootlichtassistentie is geacti‐
veerd 3 88.
Mistlampen voor
G brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 90.
Mistachterlicht
H brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 91.
Regensensor
y brandt groen.
Brandt bij inschakeling van de regen‐
sensorstand van de ruitenwisserhen‐
del.
Voorruitenwissers en -sproeiers
3 57.
Storing waarschuwing voet‐
gangersveiligheid
K brandt geel.
De waarschuwing voetgangersveilig‐
heid werkt niet.
Actief noodstopsysteem
m brandt of knippert geel.
Brandt
Het systeem is gedeactiveerd of er is
een fout gedetecteerd.
Ook verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.