164
Rijden en bediening
Na het oplossen van het betreffende
probleem kan de manoeuvre worden
hervat.
Uitschakelen
Het systeem wordt uitgeschakeld
wanneer:
● de bestuurder gedurende 30
seconden na waarneming van
uitstel van de manoeuvre niets
doet
● de keuzehendel in de stand P
wordt gezet
● de veiligheidsgordel van de
bestuurder is losgemaakt
● een portier of de achterklep is
geopend.
● de richtingaanwijzer aan de
tegenovergelegen kant van de
manoeuvre is geactiveerd
● een wiel van de auto een stoep of
een laag obstakel raakt
● de elektronische stabiliteitsrege‐
ling wordt geactiveerd
● de motor afslaat
● het contact uitgeschakeld is
● er meer dan tien manoeuvres bij
in- of uitparkeren bij fileparkeren
of zeven manoeuvres bij haaks
inparkeren nodig zijn
● er tijdens de manoeuvre een
systeemdefect is gedetecteerd.
● het inparkeren is voltooid.
Uitschakelen door de bestuurder of
door het systeem tijdens het inparke‐
ren wordt aangegeven op het display.
S dooft op de instrumentengroep en
er klinkt een geluidssignaal.
Het systeem wordt automatisch
gedeactiveerd bij aansluiting van een
aanhanger, fietsdrager etc. op het
elektrische systeem van de auto.
Neem contact op met de dealer om
het systeem voor langere tijd uit te
schakelen.
Storing
Bij een storing knippert S op de knop
op de instrumentengroep, verschijnt
er een bericht op het Info-Display en
klinkt er een geluidssignaal.
Bij een storing in de stuurbekrachti‐
ging licht C op en verschijnt er een
bericht op het Driver Information
Center.
Roep de hulp in van een werkplaats.
9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels
niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden
op lage obstakels die het onderste
gedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.