74
Instrumenten en bedieningsorganen
Laat de oorzaak van de storing
onmiddellijk in een werkplaats verhel‐
pen.
Na opnieuw aansluiten van de accu
(bijv. na onderhoudswerkzaamhe‐
den) licht J gedurende enkele
seconden op. Na deze periode gaat
J uit. Dit is een normaal verschijnsel,
de auto hoeft niet te worden nageke‐
ken.
Knippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch
iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling en
Traction Control-systeem 3 129.
Koelvloeistoftemperatuur
2 brandt rood.
Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten.
Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil meteen controleren
3 198.
Is het koelvloeistofpeil hoog genoeg,
dan de hulp van een werkplaats
inroepen.
Voorverwarming
z brandt geel.
Het voorverwarmen van de dieselmo‐
tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld. Start de motor wanneer het
controlelampje dooft.
Motor starten 3 108.
Uitlaatfilter
t brandt geel.
Het uitlaatfilter moet worden gerei‐
nigd.
Blijf rijden totdat het controlelampje
dooft.
Brandt tijdelijk
Uitlaatfilter begint verzadigd te raken.
Start het reinigingsproces zo spoedig
mogelijk door te gaan rijden op een
snelheid van minstens 60 km/h.
Brandt continu
Aanduiding voor een gering additie‐
fpeil. Roep de hulp in van een werk‐
plaats.
Uitlaatfilter 3 113.
AdBlue
u knippert of brandt geel.
Brandt geel
De resterende actieradius ligt tussen
800 km en 2400 km.
Knippert geel
De resterende actieradius ligt tussen
0 en 800 km.
Het AdBlue-peil is te laag. Vul AdBlue
spoedig bij om te voorkomen dat de
motor niet start. Er kan maximaal
13 l AdBlue worden bijgevuld.