66
Instrumenten en bedieningsorganen
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan.
In elke versnelling zo veel mogelijk
met een laag toerental rijden.
Een rode markering geeft het begin
van de waarschuwingszone voor een
te hoog toerental aan. Bij dieselmoto‐
ren begint de waarschuwingszone bij
5000 omwentelingen per minuut. Bij
benzinemotoren begint de waarschu‐
wingszone bij 6500 omwentelingen
per minuut.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Brandstofmeter
Controlelampje 2 brandt als het
brandstofpeil laag is.
Brandstoftank nooit leegrijden.
De bijgetankte hoeveelheid is moge‐
lijk minder dan de gespecificeerde
tankinhoud, omdat er nog brandstof
in de tank zit.
Accumeter
Midlevel