8.1 Lijst met storingen
8.1.1 Fouten met foutmelding
Weergave in het
menu "Alarm"
Leegmelding
(Alarm)
Voorleegmelding
(Waarschuwing)
Overdruk
(Alarm)
Tegendruk laag
(Waarschu-
wing/alarm*)
Luchtbel
(Waarschuwing)
Cavitatie
(Waarschuwing)
Zuigventiel lek
(Waarschuwing)
Afwijking capacit.
(Waarschuwing)
Mogelijke oorzaak
• Tank van doseermedium is leeg
• Tank van doseermedium bijna
leeg
• Persventiel geblokkeerd
• Afsluiter in persleiding gesloten
• Drukpieken vanwege hoge visco-
siteit
• Max. druk te laag ingesteld. Zie
paragraaf
6.8
Drukbewaking)
• Defect membraan
• Gebroken persleiding
• Drukverschil tussen zuig- en pers-
zijde te klein
• Lekkage in het veerbelast ventiel
bij Q < 1 l/h
• Ontluchtingsventiel open
• Gebroken/lekkende zuigleiding
• Sterk ontgassend medium
• Tank van doseermedium is leeg
• Geblokkeerde/verstopte/afge-
knelde zuigleiding
• Geblokkeerd/verstopt zuigventiel
• Zuighoogte te groot
• Viscositeit te hoog
• Lekkend/vuil zuigventiel
• Ontluchtingsventiel open
• Aanzienlijke afwijking tussen
beoogde en actuele capacteit
• Pomp niet of onjuist gekalibreerd
Mogelijke oplossing
• Vul de tank.
• Controleer contactinstelling (NO/NC).
• Vervang het ventiel zo nodig. Zie para-
graaf
7.4 Service
uitvoeren.
• Controleer de stromingsrichting van de
ventielen (pijl) en corrigeer zo nodig.
• Open de afsluiter (aan de perszijde).
• Vergroot de diameter van de persleiding.
• Wijzig drukinstelling. Zie paragraaf
6.8
Drukbewaking.
• Vervang het membraan. Zie paragraaf
7.4 Service
uitvoeren.
• Controleer persleiding en repareer zo
nodig.
• Installeer extra veerbelast ventiel (onge-
veer 2 bar) aan de perszijde.
• Sluit het ontluchtingsventiel.
• Controleer zuigleiding en repareer zo
nodig.
• Zorg voor positieve voordruk (plaats tank
voor doseermedium boven de pomp).
• Schakel "SlowMode" in. Zie paragraaf
6.6
SlowMode.
• Vul de tank.
• Schakel "SlowMode" in. Zie paragraaf
6.6
SlowMode.
• Verklein zuighoogte.
• Vergroot diameter van zuigslang.
• Controleer de zuigleiding en open zo
nodig de afsluiter.
• Controleer ventiel en draai vast.
• Spoel systeem.
• Vervang het ventiel zo nodig. Zie para-
graaf
7.4 Service
uitvoeren.
• Controleer positie van de O-ring.
• Installeer filter in zuigleiding.
• Sluit het ontluchtingsventiel.
• Controleer de installatie.
• Kalibreer de pomp. Zie paragraaf
pomp
kalibreren.
5.5 De
43