7.4.2 Membraan en ventielen demonteren
Als het membraan mogelijk beschadigd is,
mag de pomp niet met de voeding worden
verbonden! Ga te werk zoals beschreven
in paragraaf
7.6
Deze paragraaf heeft betrekking op afb. 44-45.
1. Stel de pomp in op bedrijfstoestand "Stop"
de [Start/stop] toets.
2. Maak het systeem drukloos.
3. Onderneem de juiste stappen om te zorgen dat
de vloeistof op veilige wijze wordt opgevangen.
4. Maak de doseerkop leeg en spoel deze zo nodig.
5. Druk gelijktijdig op de [Start/stop] en [100%] toet-
sen om het membraan in de "uit" positie te zet-
ten.
– Het symbool
moet zijn weergegeven (zie
afb. 17).
6. Demonteer zuig-, pers- en ontluchtingsleiding.
7. Schroef ventielen aan zuig- en perszijde los (4,
7).
8. Koppel FlowControl of DLD signaalaansluiting
los, indien aanwezig. Zie afb. 13-14.
9. Verwijder bouten (6).
10. Verwijder doseerkop (5).
11. Schroef het membraan (3) linksom los en verwij-
der het.
12. DDA 60-10:
– Verwijder de flens (2) samen met de O-ringen
(2a, 2d).
13. DDA 120-7 / DDA 200-4:
– Verwijder de tussenring (2c).
14. Controleer of de afvoeropening (8) niet geblok-
keerd of vervuild is. Maak deze zo nodig schoon.
15. Controleer het veiligheidsmembraan (10) op slij-
tage en schade. Als het veiligheidsmembraan
beschadigd is, stuurt u de pomp naar Grundfos
voor reparatie. Zie paragraaf
Als er niets op duidt dat er doseervloeistof in het
pomphuis is binnengedrongen, gaat u te werk zoals
beschreven in paragraaf
len
terugplaatsen. Ga anders te werk zoals beschre-
ven in paragraaf
7.6.2 Doseervloeistof in het pomp-
huis.
40
Membraanbreuk.
met
7.7
Reparaties.
7.4.3 Membraan en ventie-
7.4.3 Membraan en ventielen terugplaatsen
De pomp mag alleen opnieuw worden gemonteerd
als niet erop duidt dat doseervloeistof in het pomp-
huis is binnengedrongen. Ga anders te werk zoals
beschreven in paragraaf
pomphuis.
Deze paragraaf heeft betrekking op afb. 44-45.
1. DDA 60-10:
– Plaats nieuwe O-ringen (2a, 2d) in de groeven
van de flens (2) en controleer of deze correct
zijn geplaatst.
– Bevestig de flens (2) met inachtneming van de
afstellingspen (9).
2. DDA 120-7 / DDA 200-4:
– Draai de bouten (2b) opnieuw vast met een
momentsleutel. Draaimoment [Nm]: 6 (+ 1).
– Bevestig de tussenring (2c) aan de flens (2)
met inachtneming van de afstellingspen.
3. Schroef het nieuwe membraan (3) rechtsom vast.
– Controleer of het membraan volledig is vastge-
schroefd en volledig op het verlengstuk (1)
rust.
4. Druk gelijktijdig op de [Start/stop] en [100%] toet-
sen om het membraan in de "in" positie te zetten.
– Het symbool
moet worden weergegeven
(zie afb. 17).
5. Bevestig de doseerkop (5).
– DDA 60-10: Let op de afstellingspen (9).
6. Plaats bouten (6) en draai ze kruiselings vast met
een momentsleutel.
– Draaimoment [Nm]: 6 (+ 1).
7. Koppel FlowControl of DLD signaalaansluiting
los, indien aanwezig. Zie afb. 13-14.
8. Installeer nieuwe ventielen (4, 7).
– Let op de pijl voor de stroomrichting.
9. Voer de hydraulische aansluiting uit. Zie para-
graaf
4.2 Hydraulische
10. Druk op de [Start/stop] toets om de ser-
vice-modus te verlaten.
Draai de bouten van de doseerkop
opnieuw aan met een momentsleutel na
de initiële start en telkens wanneer de
doseerkop is geopend. Draai na 48
bedrijfsuren de bouten opnieuw vast met
een momentsleutel. Draaimoment [Nm]: 6
(+ 1).
11. Ontlucht de doseerpomp. Zie paragraaf
pomp
ontluchten.
12. Neem de opmerkingen over inbedrijfstelling van
paragraaf
5. In bedrijf nemen
7.5 Het servicesysteem resetten
Na het servicen moet het servicesysteem worden
gereset via de functie "Info > Reset servicesysteem".
7.6.2 Doseervloeistof in het
aansluiting.
5.4 De
in acht.