5.4 De pomp ontluchten
1. Lees paragraaf
5.1 De pomp voorbereiden voor
inschakeling.
2. Open het ontluchtingsventiel ongeveer een halve
slag.
WAARSCHUWING
Doseermedium onder druk
Dood of ernstig persoonlijk letsel
- Open het ontluchtingsventiel niet meer
dan een volle slag.
3. Druk op de [100%] toets en houd deze ingedrukt
tot de vloeistof continu en zonder luchtbelletjes
uit de ontluchtingslang stroomt.
4. Sluit het ontluchtingsventiel.
Druk de [100%] toets in en beweeg gelijk-
tijdig uw vinger met de klok mee op het
klikwiel om de tijdsduur van het proces te
verlengen tot maximaal 300 seconden.
Druk de toets niet langer in na het instellen
van de seconden.
5.5 De pomp kalibreren
De pomp is in de fabriek gekalibreerd voor media
met een viscositeit vergelijkbaar met water bij maxi-
male tegendruk van de pomp. Zie paragraaf
3.1 Technische
specificaties.
Als de pomp wordt bedreven met een tegendruk die
afwijkt of als een medium wordt gedoseerd waarvan
de viscositeit afwijkt, dan moet de pomp worden
gekalibreerd.
Voor pompen met de FCM besturingsuitvoering is
het niet nodig om de pomp te kalibreren bij afwij-
kende of fluctuerende tegendruk zolang de functie
"AutoFlowAdapt" is ingeschakeld. Zie paragraaf
6.10
AutoFlowAdapt.
Tijdens de kalibratie werkt de pomp stan-
daard met 100 slagen per minuut. Als de
functie SlowMode is geactiveerd, bedraagt
het aantal slagen 60 bij 50 % en 30 bij 25
%.
Eisen
•
De hydraulica en elektronica van de pomp zijn
aangesloten. Zie paragraaf
latie.
•
De pomp is geïntegreerd in het doseerproces
onder bedrijfscondities.
•
De doseerkop en de zuigleiding zijn gevuld met
doseermedium.
•
De pomp is ontlucht.
4. Montage en instal-
19