12.2 Rotor
•
De rotor moet absoluut schoon worden gehouden en vrij zijn van gedroogde zoutkristallen en andere
afzettingen.
•
Ofwel moet de rotor in warm, gedestilleerd water worden geweekt of moet het water enkele minuten direct
langs boven in de rotor stromen. Het water moet uit alle injectiemondstukken stromen.
•
Als de injectiemondstukken verstopt zijn, dan moet de meegeleverde kunststof pin in de injectiemondstukken
worden gestoken en voorzichtig heen en weer worden geschoven tot de mondstukken weer vrij zijn.
•
Om corrosie en materiaalveranderingen te voorkomen, moeten de rotoren en accessoires regelmatig met
zeep of een zacht reinigingsmiddel en een vochtige doek worden gereinigd. De reiniging wordt minstens één
keer per week aanbevolen. Verontreinigingen moeten onmiddellijk worden verwijderd. Bestanddelen van
geschikte reinigingsmiddelen: zeep, anionische oppervlakteactieve stoffen, niet-ionische oppervlakteactieve
stoffen.
•
Na het gebruik van reinigingsmiddelen moeten de resten van het reinigingsmiddel worden verwijderd door
na te spoelen met water (uitsluitend buiten de centrifuge) of door na te vegen met een vochtige doek.
•
De rotoren en de accessoires moeten onmiddellijk na de reiniging worden gedroogd.
•
Desinfectie:
o Als er infectueus materiaal op de rotoren of op de accessoires terechtkomt, dan moet er een geschikte
desinfectie worden uitgevoerd.
o Bestanddelen van geschikte desinfecteermiddelen:
glutaraldehyde, propanol, ethylhexanol, anionische oppervlakteactieve stoffen, corrosieremmers.
o Na het gebruik van desinfecteermiddelen moeten de resten van het desinfecteermiddel worden verwijderd
door na te spoelen met water (uitsluitend buiten de centrifuge) of door na te vegen met een vochtige doek.
o De rotoren en de accessoires moeten onmiddellijk na de desinfectie worden gedroogd.
o Verwijderen van radioactieve verontreinigingen:
o Het middel moet speciaal bestemd zijn voor het verwijderen van radioactieve verontreinigingen.
o Bestanddelen van geschikte middelen voor het verwijderen van radioactieve verontreinigingen:
o anionische oppervlakteactieve stoffen, niet-ionische oppervlakteactieve stoffen, gepolyhydreerd ethanol.
o Na het verwijderen van de radioactieve verontreinigingen moeten de resten van het middel worden
verwijderd door na te spoelen met water (uitsluitend buiten de centrifuge) of door na te vegen met een
vochtige doek.
o De rotoren en de accessoires moeten onmiddellijk na het verwijderen van de radioactieve verontreinigingen
worden gedroogd.
o De rotor moet maandelijks worden gecontroleerd op corrosieschade. De rotor moet maandelijks worden
gecontroleerd op corrosieschade.
Rotoren en accessoires mogen bij tekenen van slijtage of corrosie, zoals scheuren in het materiaal, niet
langer worden gebruikt.
12.3 Autoclaveren
Het systeem moet regelmatig worden gereinigd en gedesinfecteerd (zie hoofdstuk 12.6 Systeem met
reinigingsoplossing reinigen"). De apparaatcomponenten en de accessoires zijn niet geschikt voor
autoclaveren.
Hettich AG, Seestrasse 204a, 8806 Baech, Zwitserland
Operator Manual_Rotolavit II_nl_rev2.5
Pagina 45