Inhoudsopgave
Advertenties
12.1 Centrifuge
•
De volgende handelingen moeten dagelijks worden uitgevoerd:
− De slangen en hun aansluitingen controleren. De slangen mogen niet gescheurd of verstopt zijn en
moeten stevig aangesloten zijn. Vergeet niet ook de oplossingsslang naar het deksel (afb. 7.1, pos. 1) te
controleren. De gebruikte zoutoplossing moet ongehinderd door de afvoerslang kunnen stromen.
− De centrifugeruimte moet schoon en vrij van gedroogde zoutkristallen en andere afzettingen zijn. De
centrifugeruimte, de spatbeschermingshouder en de spatbeschermingskap moeten worden gereinigd
met een vochtige doek of spons. De spatbeschermingshouder en de afdichtingsring kunnen voor de
reiniging uit de centrifugeruimte worden genomen (zie hoofdstuk 12.4 "Spatbeschermingshouder en
spatbeschermingskap verwijderen"
− Het vulvolume van de zoutoplossing in het reservoir moet worden gecontroleerd (zie hoofdstuk 10.2,
"Vulvolume kalibreren").
− Het systeem moet worden gespoeld met gedestilleerd water om de vorming van zoutkristallen te
voorkomen (zie hoofdstuk 12.5, "Systeem met gedeïoniseerd of gedestilleerd water spoelen").
•
De slangen moeten absoluut schoon worden gehouden en vrij zijn van gedroogde zoutkristallen en andere
afzettingen.
•
Het systeem moet regelmatig worden gereinigd (zie hoofdstuk 12.6 Systeem met reinigingsoplossing
reinigen"). De reiniging wordt minstens één keer per week aanbevolen.
•
De behuizing van de centrifuge en de centrifugeruimte moeten regelmatig worden schoongemaakt en indien
nodig met zeep of een mild reinigingsmiddel en een vochtige doek worden gereinigd. Dit dient enerzijds voor
de hygiëne en voorkomt anderzijds corrosie door verontreinigingen.
•
Bestanddelen van geschikte reinigingsmiddelen: zeep, anionische oppervlakteactieve stoffen, niet-ionische
oppervlakteactieve stoffen.
•
Na het gebruik van reinigingsmiddelen moeten de resten van het reinigingsmiddel worden verwijderd door na
te vegen met een vochtige doek.
•
De oppervlakken moeten onmiddellijk na de reiniging worden gedroogd.
•
De rubberafdichting van de centrifugeruimte moet na elke reiniging zachtjes worden ingewreven met
talkpoeder of een rubberonderhoudsmiddel.
•
Oppervlaktedesinfectie:
− Als er infectueus materiaal in de centrifugeruimte terechtkomt, dan moet deze onmiddellijk worden
gedesinfecteerd.
− Bestanddelen van geschikte desinfecteermiddelen: ethanol, n-propanol, isopropylalcohol,
glutardialdehyde, quaternaire ammoniumverbindingen.
− Na het gebruik van desinfecteermiddelen moeten de resten van het desinfecteermiddel worden
verwijderd door na te vegen met een vochtige doek.
− De oppervlakken moeten onmiddellijk na de desinfectie worden gedroogd.
•
Verwijderen van radioactieve verontreinigingen:
− Het middel moet speciaal bestemd zijn voor het verwijderen van radioactieve verontreinigingen.
− Bestanddelen van geschikte middelen voor het verwijderen van radioactieve verontreinigingen:
anionische oppervlakteactieve stoffen, niet-ionische oppervlakteactieve stoffen, gepolyhydreerd ethanol.
− Na het verwijderen van de radioactieve verontreinigingen moeten de resten van het middel worden
verwijderd door na te vegen met een vochtige doek.
− De oppervlakken moeten onmiddellijk na het verwijderen van de radioactieve verontreinigingen worden
gedroogd.
•
De centrifugeruimte moet jaarlijks en na glasbreuk worden gecontroleerd op beschadigingen.
Als er veiligheidsrelevante beschadigingen worden vastgesteld, dan mag de centrifuge niet meer in
gebruik worden genomen. In dit geval moet de klantendienst worden geïnformeerd.
Hettich AG, Seestrasse 204a, 8806 Baech, Zwitserland
Operator Manual_Rotolavit II_nl_rev2.5
Pagina 44
Advertenties
Inhoudsopgave
