4.1.2 Reagensselectiemethode
Alle programma's gebruiken een van de drie reagensselectiemethoden: groep, type of station. Wanneer een
programma eenmaal aangemaakt is, kan de reagensselectiemethode niet worden gewijzigd.
De reagensselectiemethode van een programma bepaalt de manier waarop het systeem reagensstations
selecteert tijdens het uitvoeren van het programma. Bij stationselectie bepaalt u precies welk station voor iedere
stap gebruikt wordt, dus het systeem maakt geen keuzes. Bij groep- en typeselectie selecteert het systeem het
beste station uit de beschikbare stations (zie Voorschriften stationselectie hieronder). Samengevat:
Groepselectie — het systeem selecteert uit de stations met reagens van de groep. De reagensnaam van
een station (type) wordt niet gebruikt voor selectie, alleen de groep en concentratie van het reagens.
Wanneer er bijvoorbeeld flessen in het instrument zitten met reagenstypen ethanol 70% en ethanol 90%,
zal het systeem een fles ethanol 90% (binnen drempel) kiezen voor de eerste dehydratatiestap indien deze
fles de laagste concentratie heeft. Beide reagenstypen zijn dehydratanten, en zijn dus gelijkwaardig voor
dehydratatiestappen.
Typeselectie — het systeem selecteert uit alle stations met reagens van het voor de programmastap
gedefinieerde type. Voor de selectie worden reagensnamen van een station (oftewel typen) en concentratie
gebruikt.
Gebruikmakend van het bovenstaande voorbeeld met flessen ethanol 70% en ethanol 90% in het instrument:
als in de eerste dehydratatiestap in het programma ethanol 70% is gespecificeerd, dan zal de fles ethanol
70% met de laagste concentratie gebruikt worden, zelfs als er een fles ethanol 90% met een lagere
concentratie aanwezig is. Aangezien ethanol 70% en ethanol 90% verschillende reagenstypen zijn, ziet het
systeem ze niet als gelijk.
Stationselectie — het systeem gebruikt de stations gedefinieerd in het programma. (Normaal gesproken
definieert u de flessen op volgorde: fles 1 eerst, dan fles 2, 3, enz.). Stations worden op nummer gedefinieerd,
dus noch de naam van het reagens in een station (type), noch de reagensgroep worden voor selectie gebruikt.
Wederom gebruikmakend van het bovenstaande voorbeeld: indien er twee flessen ethanol 70% in het
instrument zitten en de eerste dehydratatiestap van het programma de eerste van deze flessen specificeert,
zal die fles worden gebruikt ongeacht de reagensconcentratie in de andere fles.
Voorschriften stationselectie
Het systeem gebruikt de volgende voorschriften om stations te selecteren voor programma's met reagensselectie
op groep en type. Met 'sequentie', zoals hieronder gebruikt, wordt een serie programmastappen bedoeld die
dezelfde reagensgroep of hetzelfde reagenstype gebruiken.
Voor de eerste stap van een sequentie wordt het station met de laagste voorhanden concentratie gebruikt.
Voor de laatste stap van een sequentie wordt het station met de hoogste voorhanden concentratie gebruikt.
Bij tussenstappen in een sequentie wordt het station met de laagste concentratie die nog niet gebruikt is,
aangewend.
In het geval van één stap voor een bepaald(e) reagensgroep of -type, wordt het station met de hoogste
concentratie gebruikt.
Stations die hun gebruiksdrempels hebben overschreden (en niet zijn vergrendeld) worden niet geselecteerd,
tenzij er geen ander station beschikbaar is.
HistoCore PELORIS 3 Gebruikershandleiding Rev A06
© Leica Biosystems Melbourne 2020
Programma's instellen
73