3.1
Snel starten
Voordat u begint, moeten alle reagentia die u nodig hebt geconfigureerd zijn. Voor gebruikers met enkel toegang
op bedienersniveau, moet er verder ten minste één gevalideerd programma beschikbaar zijn om te laden. Zie
5.3 Reagensstations beheren en 4.2 Programma's aanmaken, bewerken en bekijken voor informatie over deze
onderwerpen.
Controleren en instellen van het instrument
1.
Tik op de knop Status om het scherm Status weer te geven.
Alle programmaruns beginnen vanuit het scherm Status. Zie Figuur 3.1 op pagina 55.
2.
Controleer of de icoon van de retort die u wilt gebruiken aangeeft dat de retort schoon is of een reagensresidu
bevat dat compatibel is met het eerste reagens van het programma. Zie Tabel 3.1 op pagina 59.
3.
Vervang indien nodig het reagens of de wax in een waxkamer (zie 5.4 Reagentia vervangen). De
standaardiconen voor reagentia en waxkamers zullen op verschillende manieren aangepast zijn als
vervanging nodig of aanbevolen is. Zie Flesiconen op pagina 56 en Waxkamericonen op pagina 57.
4.
Controleer of het instrument gereed is:
(i) Alle 16 flessen moeten correct in het instrument geïnstalleerd zijn.
(ii) Er moet zich voldoende reagens in de flessen en waxkamers bevinden.
Vul de flessen en kamers tot minstens het MIN 2-niveau als u de retorten tot het niveau voor twee
manden vult, of tot minstens het MIN 3-niveau als u de retorten tot het niveau voor drie manden vult.
(U kunt de instellingen voor reagensvulniveau bekijken op Instellingen > Instrument.)
(iii) Open de te gebruiken retort. Controleer of de retort schoon is, of dat het residu een reagens is dat
mengbaar is met het eerste reagens in het programma.
5.
Bereid de cassettes voor en laad ze in de manden (zie 2.2.4 Cassettemanden).
6.
Tik op de icoon van de retort die u wilt gebruiken. Het scherm Retort [...] Manden verschijnt.
Let op: elke mand heeft een 2-D barcode op een van de anti-reflectielabels. Het scannen (of met de hand
invoeren) van de barcode is een optionele stap, maar zal u helpen bij het volgen van weefselmonsters
tijdens hun voortgang door het laboratorium.
7.
Scan indien gewenst de manden. De ID's verschijnen op het scherm Retort [...] Manden. Tik op OK als u
klaar bent.
8.
Plaats de manden in de betreffende retort en sluit de retortdeksel stevig. Als de manden werden gescand,
verschijnt het gescande nummer naast de retorticoon op het scherm (zie pagina 59).
Programma laden
9.
Tik op de knop Selecteer onderaan links (voor retort A) of onderaan rechts (voor retort B).
Het scherm Programmaselectie wordt geopend.
10. Tik één keer op het gewenste programma en tik op Laden.
HistoCore PELORIS 3 Gebruikershandleiding Rev A06
© Leica Biosystems Melbourne 2020
Programma's uitvoeren
48