ONDERHOUD
6. Herplaats de aftappluggen.
AANHAALMOMENT
7. Plaats een opvangbak of werkplaatshanddoeken onder het
oliefilter. Draai het filter met een oliefiltersleutel tegen de
wijzers van de klok in om het te verwijderen. Verwijder zo
nodig de claxonsteun om de toegang te verbeteren.
8. Gebruik een schone droge doek om het
filterafdichtingsoppervlak op de motor te reinigen.
9. Smeer de o-ring op het nieuwe filter met een laagje verse
motorolie. Controleer of de o-ring in goede staat is.
10. Installeer het nieuwe filter en draai het met de hand met de
wijzers van de klok mee tot de filterpakking contact maakt met
het afdichtingsoppervlak, draai het dan nog eens 3/4 tot 1
volledige slag.
11. Installeer opnieuw de claxonsteun als hij was verwijderd.
12. Verwijder de peilstok. Voeg met behulp van een trechter
2,8-3,8 L aanbevolen olie toe. Plaats de peilstok weer stevig
terug.
13. Start de motor met de motorfiets in een rechtopstaande,
gecentreerde positie, en laat deze 30 seconden stationair
draaien. Stop de motor.
76
20 N·m
14. Vul de aanbevolen olie zo nodig bij om het peil op de peilstok
op de markering FULL (vol) te brengen. Verifieer het niveau op
de peilstok.
Het benaderde volume tussen de markeringen ADD (toevoegen)
en FULL (vol) op de peilstok is 0,45 L.
15. Plaats de peilstok weer stevig terug
Vul niet te veel. Overvulling kan leiden tot prestatieverlies van
de motor en een met olie verzadigd luchtfilter. Gebruik een
afzuigapparaat om overtollige olie te verwijderen indien er
teveel is gevuld.
16. Voer gebruikt filter en olie op de juiste wijze af.
Na het verversen van de olie kan de indicator voor lage oliedruk
gaan branden als de motor wordt gestart. Als dit gebeurt, mag u
het toerental niet verhogen tot boven het stationaire toerental
totdat de indicator uitgaat. Draaien boven stationair toerental kan
leiden tot schade aan de motor.
LET OP
LET OP
LET OP