BEDIENING
• Laat de motor direct na het starten niet te lang stationair
draaien, omdat anders oververhitting kan optreden.
• Vermijd snelle starts met volgas. Rijd langzaam tot de motor
warm is.
• Voorkom dat de motor bij een extreem laag toerental in een
hogere versnelling draait (onder de toeren rijden).
• Rijd binnen de aanbevolen bedrijfssnelheden en versnellingen.
Zie pagina 58.
R R I I J J S S N N E E L L H H E E D D E E N N E E N N V V E E R R S S N N E E L L L L I I N N G G E E N N
KILOMETER-
TELLER
km
mi
0-145
0-90
Niet langdurig met meer dan 1/3 van volgas of in één
gashendelstand bedrijven. Varieer het motortoerental
regelmatig.
146-483
91-300 Niet langdurig met meer dan 1/2 van volgas of in één
gashendelstand bedrijven. Varieer het motortoerental
regelmatig.
58
INRIJPROCEDURE
KILOMETER-
TELLER
km
mi
484-800 301-500 Niet langdurig met meer dan 3/4 van volgas
bedrijven.
Bij 800
Bij 500 Voer het onderhoud tijdens inrijden uit, zoals
beschreven in het hoofdstuk Onderhoud van deze
handleiding. Onderhoud tijdens inrijden moet door
een dealer worden uitgevoerd. Onderhoud tijdens
inrijden omvat inspectie, afstelling, aandraaien van
bevestigingsbouten en verversen van motorolie en
filter. Het uitvoeren van onderhoud tijdens inrijden bij
de vereiste kilometerstand draagt bij tot optimale
motorprestaties, minimale uitlaatemissies en een
maximale levensduur van de motor.
B B R R A A N N D D S S T T O O F F T T A A N N K K E E N N
De motorfiets demonteren en tanken dient altijd te gebeuren op
een vlakke ondergrond met de zijstandaard uitgeklapt. Bestudeer
de brandstofwaarschuwingen. Zie pagina 17. Gebruik alleen de
aanbevolen brandstof. Zie het hoofdstuk Brandstofadvies voor
details.
WAARSCHUWING
Overgelopen of gemorste benzine kan in contact komen met een
hete motor of uitlaatsysteem en brand veroorzaken, wat ernstig
letsel of de dood tot gevolg zou kunnen hebben. Zorg dat de
benzine niet in contact komt met hete onderdelen.
INRIJPROCEDURE