ONDERHOUD
4. Als het sturen stroef gaat, ruw of ongelijk aanvoelt, of als er
beweging wordt waargenomen bij de stuurpen, neem dan
contact op met uw dealer voor service.
5. Draai het voorwiel en controleer of de voorwiellagers soepel
draaien. Als u ruwe of ongewone geluiden hoort, neem dan
contact op met uw dealer voor service.
6. Draai het stuur helemaal naar rechts of links en houd het tegen
de vorkstop. Probeer het voorwiel van de ene kant naar de
andere te bewegen. Als er beweging wordt waargenomen,
neem dan contact op met uw dealer voor service.
98
C C A A R R T T E E R R O O N N T T L L U U C C H H T T I I N N G G S S S S L L A A N N G G E E N N
Inspecteer de ontluchtingsslangen van het carter
wanneer de brandstoftank wordt verwijderd voor onderhoud aan
het luchtfilter of ander onderhoud. Inspecteer beide
ontluchtingsslangen over hun lengte en aan beide uiteinden.
Verzeker u ervan dat de slangen niet geblokkeerd, geknikt,
gescheurd of anderszins beschadigd zijn. Vervang alle versleten
of beschadigde slangen.
q
telkens