ONDERHOUD
1. Plaats de motorfiets op een vlakke ondergrond in volledig
rechtopstaande positie. Plaats het stuur zo dat het
vloeistofreservoir horizontaal staat. Veeg het vloeistofreservoir
en het gebied rond de reservoirdop af met een schone doek.
2. Als het vloeistofpeil laag is, controleer dan de remblokken
zoals beschreven op pagina 106. Als de remblokken niet
verder versleten zijn dan de onderhoudslimiet, controleer het
remsysteem dan op lekkage.
3. Verwijder de schroeven van de reservoirdop om vloeistof bij te
vullen. Verwijder het deksel
4. Het vloeistofpeil moet boven de minimumindicatormarkering
e
in het peilglas
staan. Vul zoveel remvloeistof bij als nodig.
Vul niet te veel.
106
q
w
en diafragma
.
5. Plaats het diafragma, deksel en schroeven weer terug.
AANHAALMOMENT
6. Veeg gemorste vloeistof weg. Controleer op tekenen van
remvloeistoflekkage rond slangen, fittingen, reservoir en
remklauwen. Controleer de slangen op beschadiging.
R R E E M M B B L L O O K K K K E E N N
Controleer elk remblok aan beide zijden van de voorste remschijf.
Controleer elk remblok aan beide zijden van de achterste
remschijf.
Let bij het controleren van de dikte van het remblokjesmateriaal
bij elke remklauw op vochtigheid of vlekken van lekkende of
opgedroogde remvloeistof. Als bij inspectie blijkt dat er vloeistof
lekt, mag u het voertuig niet gebruiken. Neem contact op met uw
dealer voor service.
Gebruik een inspectiespiegel bij de voorzijde van de remklauw,
om het frictiemateriaal te bekijken.
Vervang de remblokken wanneer het dunste punt van het
frictiemateriaal is afgesleten tot 1,0 mm
uw dealer voor deze service.
1,4 N·m
q
. Neem contact op met