BEDIENING
5. Sluit de tankdop altijd goed en vergrendel hem voordat u weer
op de motorfiets gaat zitten. Sluit, terwijl de sleutel in de
richting van de wijzers van de klok is gedraaid, de tankdop
met uw andere hand en druk deze stevig aan. Draai de sleutel
tegen de klok in om het slot te vergrendelen.
6. Als de motorfiets zonder brandstof komt te staan, laat dan het
brandstofsysteem vollopen voordat u probeert de motor
opnieuw te starten. Zie pagina 60.
H H E E T T B B R R A A N N D D S S T T O O F F S S Y Y S S T T E E E E M M V V U U L L L L E E N N
Als de motorfiets zonder brandstof komt te staan, laat dan het
brandstofsysteem vollopen voordat u probeert de motor opnieuw
te starten.
1. Vul de brandstoftank.
2. Zet de contactsleutel in de AAN-stand.
3. Zet de motor aan/uit-schakelaar in de AAN-stand.
4. Laat de brandstofpomp draaien tot hij stopt (ongeveer 2
seconden).
5. Zet de motor aan/uit-schakelaar in de UIT-stand.
6. Herhaal de stappen 3-5 vier tot vijf keer.
7. Zet de sleutel in de UIT-stand.
8. Start de motor. Zie het hoofdstuk Starten van de motor voor
meer informatie.
60
D D E E M M O O T T O O R R S S T T A A R R T T E E N N
Het startblokkeringssysteem maakt het mogelijk de motor alleen
te starten wanneer de versnelling in neutraal staat, of wanneer er
een versnelling is ingeschakeld met de koppeling ontkoppeld
(koppelingshendel ingetrokken).
1. Voer de inspecties vóór het rijden uit. Zie pagina 47. Zet alle
lading goed vast.
2. Ga op het zadel van de motorfiets zitten terwijl die op een
vlakke ondergrond staat, en zet hem dan helemaal rechtop.
Klap de zijstandaard in.
3. Zet de contactsleutel in de AAN-stand.
4. Zet de motor aan/uit-schakelaar in de AAN-stand.
5. Zet de versnelling in neutraal.
6. Gebruik de voorwielremmen. Ontkoppel de koppeling (trek de
koppelingshendel volledig naar het stuur toe).
7. Druk de startschakelaar in en laat hem los om de motor te
starten. De startmotor zal de krukas ronddraaien tot de motor
start, maar niet langer dan 3 seconden. Als de motor niet start,
wacht dan vijf seconden en probeer het opnieuw.
8. Als u een KOELE motor start, draai de gashendel dan NIET
OPEN tijdens het starten. Het stationair toerental wordt
computergestuurd en wordt automatisch aangepast. Laat de
motor na het starten minimaal 30 seconden warmdraaien bij
een laag toerental. Laat de motor niet sneller draaien dan 2500
omw/min. Als u een WARME motor start, draai de gashendel
dan NIET OPEN tijdens het starten.