F F U U N N C C T T I I E E S S V V A A N N S S C C H H A A K K E E L L A A A A R R S S
S S C C H H A A K K E E L L A A A A R R G G R R O O O O T T L L I I C C H H T T / / D D I I M M L L I I C C H H T T
De schakelaar voor grootlicht/dimlicht
tussen grootlicht en dimlicht. Om het grootlicht in te schakelen,
drukt u op het bovenste gedeelte van de schakelaar. Om het
dimlicht in te schakelen, drukt u op het onderste gedeelte van de
schakelaar.
q
schakelt de koplamp
FUNCTIES EN BEDIENINGSELEMENTEN
A A L L A A R R M M S S C C H H A A K K E E L L A A A A R R
De hoofdschakelaar moet AAN staan om de knipperlichten te
activeren. Als de knipperlichten actief zijn, knipperen alle vier de
richtingaanwijzers. Knipperlichten blijven werken, ongeacht of de
hoofdschakelaar op AAN of PARKEREN staat.
Druk op het midden van de schakelaar van de richtingaanwijzer
w
, om de alarmschakelaar in te schakelen.
• Houd de schakelaar ingedrukt om de knipperlichten te
activeren.
• Druk nogmaals op de schakelaar om de knipperlichten uit te
schakelen.
31