Triggerdrempel
LET OP
Risico op lichamelijk letsel bij de patiënt
Hoge trigger-gevoeligheid kan zelf-triggering van
de ventilator veroorzaken.
Stel de triggerdrempel daarop in.
De aanpasbare triggerdrempel bepaalt het volume
dat de patiënt moet inademen om een machinale
ademteug te activeren. De instellingen van 1 tot 10
komen overeen met een triggerdrempel van
ongeveer 0,02 tot 3 mL.
Begin met een lage triggerdrempel. Dit komt
overeen met een hogere triggergevoeligheid. Als
een zelf-triggering optreedt, verhoogt u de
triggerdrempel. Een hogere triggerdrempel
vertraagt de machinale ademteug.
De weergave Trigger brand kort bij iedere
machinale ingeleide ademteug.
Triggerdrempel instellen
1 Druk op de Vent. Option-toets.
De actueel ingestelde triggerdrempel (Trigger)
verschijnt.
2 Verlaag de triggerdrempel door de
te drukken.
3 Verhoog de triggerdrempel door de
te drukken.
Gebruiksaanwijzing Babylog 8000 plus SW 5.n
Beademing met drukplateau
De patiënt kan worden beademd met of zonder
een drukplateau in de beademingsmodi IPPV/IMV,
SIPPV en SIMV.
In de PSV-beademingsmodus en bij gebruik van
de uitgebreide instelling VG moet altijd het
drukplateau worden ingesteld.
Als een drukplateau is ingesteld, is de
inspiratiedruk beperkt tot Pinsp.
Door de druk te begrenzen tot Pinsp, worden
nadelige drukwaarden voorkomen, bijvoorbeeld
als de compliantie lager wordt. Het drukplateau is
voordelig voor de diffusie van het ademgas in de
longen.
1 Pas de weergave aan, zodat de drukcurve en
de gemeten drukwaarden worden
weergegeven, zie pagina 85.
2 Pas de beademing aan met de volgende
instelknoppen: Pinsp, PEEP/CPAP, T
Insp. Flow
3 Pas de weergave aan, zodat de flowcurve en
de gemeten volumewaarden worden
weergegeven, zie pagina 85.
4 Pas het slagvolume aan met de volgende
instelknoppen: Pinsp, PEEP/CPAP
5 Zie pagina 83 voor het instellen van de
alarmgrenzen.
-toets in
-toets in
Bediening
, T
,
I
E
63