Werkingsprincipe
Flowsensor
Er zijn twee verschillende sensortypen
beschikbaar:
– De Y-stuk-flowsensor is geïntegreerd in het Y-
stuk.
– De ISO 15-flowsensor is tussen het Y-stuk en
de tubeconnector gebouwd.
Voor beide sensortypen wordt hetzelfde
sensorinzetstuk gebruikt. Desondanks zijn de
sensoreigenschappen niet identiek. Het
sensortype wordt ingesteld in het dialoogvenster
Calibratie/Configuratie > Sensor om de meting
voor dit type sensor optimaal te kunnen
aanpassen.
Referentievoorwaarden
Hittedraad-anemometer meten in de eerste plaats
hoeveelheden gas, geen volumes of flows. Het
volume dat een bepaalde hoeveelheid gas
opneemt is afhankelijk van de
omgevingsvoorwaarden zoals uitgedrukt in de
toestandsvergelijking voor ideale gassen:
– Luchtdruk
– Temperatuur
– Vochtigheid
De Babylog 8000 geeft de gemeten waarden voor
flow en volume aan voor één van de twee
referentievoorwaarden:
NTPD
Omgevingstemperatuur 20 °C (68 °F),
luchtdruk 1013 mbar (of hPa of
cmH
O), droog gas
2
BTPS
Lichaamstemperatuur 37 °C (98,6 °F),
luchtdruk 1013 mbar (of hPa of cmH
en gemiddelde beademingsdruk
10 mbar (of hPa of cmH
damp verzadigd gas
De gewenste referentievoorwaarde wordt
ingesteld in het dialoogvenster
Calibratie/Configuratie > Sensor.
166
Lekkage-aandeel
In een ongecufde tube stroomt het ademgas
tussen de tracheawand en de tube naar de
omgeving. De flowsensor op het apparaat bevindt
zich in het Y-stuk, d.w.z. upstream vanaf de locatie
van de lekkage. Tijdens de inspiratie wordt het
ademgas na de meting minder; tijdens de expiratie
gebeurt dat voorafgaande aan de meting. Het
slagvolume dat aan de inspiratoire zijde wordt
gemeten is daarom hoger en die aan de
expiratoire zijde lager dan het feitelijke
slagvolume. Het gemiddelde verschil over een
bepaalde tijd tussen de inspiratieflow en
expiratieflow is gelijk aan de lekkageflow omdat de
hoeveelheid gas die niet terugstroomt door de
sensor tijdens de uitademing ontsnapt moet zijn
door de lekkage. Het apparaat bepaalt de
gemiddelde lekkageflow uit het verschil tussen
inspiratoire minuutvolume MVi en expiratoire
minuutvolume MVe (weergegeven als MV).
Gestandaardiseerd als MVi, is het weergegeven
resultaat het lekkage-aandeel in procent:
Lekkage-aandeel = 100 % x (MVi – MVe) / MVi
Flowtrigger
Het apparaat herkent spontane ademhalingen via
de flowmeting. Tijdens de inspiratoire inspanning
verhoogt het flowsignaal, dat voordien negatief
(expiratoir) of nul was. Om de inspiratie
betrouwbaar te herkennen en geen machinale
ademteug in te leiden bij interferentiesignalen,
moet de patiënt eerst een bepaald volume Vtrig
inademen. Dit volume wordt ingesteld op een
schaal van 1 tot 10 in de vorm van de
triggergevoeligheid in het dialoogvenster Opties.
Op deze schaal vertegenwoordigt 1 een hoge
O)
2
gevoeligheid en 10 een lage gevoeligheid.
O), met water-
2
Gebruiksaanwijzing Babylog 8000 plus SW 5.n