Werkingsprincipe
In geval van ernstige tubelekkage (zie de
beschrijving van het lekkage-aandeel), kan het
uitgeademde slagvolume (zoals ook in andere
beademingsmodi) groter zijn dan het gemeten
slagvolume aan expiratoire zijde. In dit geval
verschillen de inspiratoire en expiratoire
slagvolumes. Indien tijdens een machinale
ademteug het actuele inspiratoire slagvolume
hoger is dan het expiratoire slagvolume (A) van de
vorige ademteug met een hoeveelheid die
afhankelijk is van het actuele lekkage-aandeel,
beëindigt het apparaat de inspiratie.
Als de flowsensor niet functioneert of als de patiënt
niet langer spontaan ademhaalt, begint de
machinale beademing, zoals in de
beademingsmodus IPPV/IMV.
Separate expiratieflow
De uitgebreide instelling VIVE kan worden gebruikt
om de continue expiratieflow
van de continue inspiratieflow
De inspiratieflow heeft een effect op machinale
ademteugen. De expiratoire flow heeft een effect
op de spontane ademhalingsfasen en in de
beademingsmodus CPAP.
Effecten van een toenemende expiratoire flow:
– Er komt een hogere flow beschikbaar voor de
spontane ademhaling van de patiënt dan die
wordt toegediend voor de machinale
ademhaling.
– Meer turbulentie in het beademingscircuit is
voordelig voor het spoelen van de dode ruimte
in het Y-stuk.
– In de beademingsmodus CPAP kan het
patroon van de handmatig ingeleide machinale
ademteugen separaat worden ingesteld.
Een lagere expiratoire flow kan worden gebruikt
om zuurstof te besparen.
162
onafhankelijk
exp
in te stellen.
insp
Hoogfrequente beademing (HFV)
Door beademing met hoogfrequente oscillatie kan
gasuitwisseling in de longen plaatsvinden,
ondanks zeer geringe slagvolumes (vaak ter
grootte van de dode ruimte). Hoewel de
drukamplitudes in het beademingscircuit
aanzienlijk kunnen zijn, doen zich slechts kleine
schommelingen voor rond de gemiddelde druk in
de longen. De mechanische belasting, als gevolg
van periodieke uitzetting en relaxatie van de
longen is laag.
Werkingsprincipe:
Net als bij respiratiecycli in de conventioneel
ingeleide beademing, worden hoogfrequentie
oscillaties geregeld via het membraan in het
expiratieventiel. In de inspiratoire fasen van de
oscillaties is de druk hoger dan de gemiddelde
beademingsdruk; in de expiratoire fasen is de druk
lager dan de beademingsdruk. De gemiddelde
druk wordt automatisch geregeld overeenkomstig
de ingestelde waarde PEEP/CPAP.
Om de druk te kunnen regelen moet het apparaat
de flow en de I:E-verhouding van de cycli
automatisch kunnen instellen. De flow-instelknop
Insp. Flow
(
) heeft geen invloed tijdens de
hoogfrequente oscillatie. Ook de uitgebreide
instelling VIVE is niet beschikbaar. De
drukamplituden bij het Y-stuk zijn afhankelijk van
de ingestelde amplitudewaarde op het
beademingscircuit en op het beademingssysteem
van de patiënt. Stel daarom de amplitude in op een
relatieve schaal van 0 % tot 100 % totdat de
gewenste druk is bereikt of de gewenste
slagvolumes zijn ingesteld.
Gebruiksaanwijzing Babylog 8000 plus SW 5.n