Om het apparaat te configureren, verzendt de client een boot-aanvraagpakket dat ten minste het
hardwareadres van het apparaat bevat (hardwareadres van de MFP). De server antwoordt met een
boot-antwoordpakket met de informatie die het apparaat nodig heeft voor de configuratie.
Subnetten
Wanneer er een IP-netwerkadres voor een bepaalde netwerkklasse aan een organisatie wordt
toegewezen, worden er geen voorbereidingen getroffen voor meer dan een netwerk op die locatie.
Lokale netwerkbeheerders gebruiken subnetten om een netwerk onder te verdelen in een aantal
verschillende subnetwerken. Wanneer een netwerk in subnetten wordt verdeeld, kan dit leiden tot betere
prestaties en een beter gebruik van de beperkte netwerkadresruimte.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt om één IP-netwerk onder te verdelen in verschillende subnetwerken.
Voor een bepaalde netwerkklasse wordt het gedeelte van het IP-adres dat anders zou worden gebruikt
om een knooppunt aan te duiden, gebruikt om een subnetwerk aan te duiden. Een subnetmasker wordt
op elk IP-adres toegepast om aan te geven welk gedeelte wordt gebruikt voor subnetwerken en welk
gedeelte wordt gebruikt om het knooppunt aan te duiden. Zie
configureren
Tabel 11-5
Voorbeeld: subnetmasker 255.255.0.0 toegepast op klasse A-netwerk
Klasse A-netwerkadres
Subnetmasker
IP-adresvelden met toegepast
subnetmasker
Voorbeeld van het IP-adres van
een knooppunt in subnet 1
Voorbeeld van het IP-adres van
een knooppunt in subnet 254
Het klasse A IP-netwerkadres 210 is toegewezen aan bedrijf ABC. Om extra netwerken mogelijk te
maken op de locatie van bedrijf ABC, wordt het subnetmasker 255.255.0.0 gebruikt. Dit subnetmasker
geeft aan dat de tweede byte van het IP-adres wordt gebruikt om tot 254 subnetten te identificeren. Met
deze aanduiding wordt elk apparaat afzonderlijk aangegeven in het eigen subnet, maar kan bedrijf ABC
maximaal 254 subnetwerken opnemen zonder dat dit in strijd is met de aan het bedrijf toegewezen
adresruimte.
Gateways
Gateways worden gebruikt om netwerken met elkaar te verbinden. Gateways zijn apparaten die als
"vertalers" functioneren tussen systemen die gebruikmaken van verschillende
communicatieprotocollen, gegevensindelingen, structuren, talen of architecturen. Gateways voegen de
gegevenspakketten opnieuw samen tot pakketten en wijzigen de syntaxis zodat deze overeenkomt met
die van het systeem van bestemming. Wanneer netwerken in subnetten worden verdeeld, zijn gateways
nodig om de subnetten met elkaar te verbinden. Een typisch gateway IP-adres is bijvoorbeeld
192.168.0.1. Zie
verzamelen van gatewaygegevens.
NLWW
voor meer informatie over het verzamelen van subnetmaskergegevens.
Netwerk 15
255
Netwerk
210
210
Een statisch IP-adres handmatig configureren
Een statisch IP-adres handmatig
xxx
xxx
255
0
Subnet
Host
1
25
254
64
voor meer informatie over het
De MFP configureren en op het netwerk gebruiken
xxx
0
Host
7
2
115