Transmission Control Protocol (TCP)
Met TCP worden de gegevens in pakketten verdeeld en worden de pakketten bij ontvangst weer
gecombineerd, hetgeen een op de verbinding gerichte, betrouwbare en gegarandeerde levering aan
een ander knooppunt in het netwerk biedt. Wanneer gegevenspakketten op de bestemming zijn
ontvangen, wordt met TCP een controlesom voor elk pakket berekend om te controleren of de gegevens
niet beschadigd zijn. Als de gegevens tijdens de overdracht zijn beschadigd, wordt het pakket door TCP
genegeerd en wordt het pakket opnieuw opgevraagd.
User Datagram Protocol (UDP)
UDP biedt services die vergelijkbaar zijn met die van TCP. UDP geeft echter geen bevestiging van de
ontvangst van gegevens en ondersteunt aanvraag-/antwoordtransacties zonder toegevoegde
betrouwbaarheid of garantie van levering. UDP wordt gebruikt wanneer bevestiging en betrouwbaarheid
niet vereist zijn, bijvoorbeeld tijdens een discovery broadcast.
IP-adres
Elke host (werkstation of knooppunt) in een IP-netwerk heeft een uniek IP-adres nodig voor elke
netwerkinterface. Dit adres is een softwareadres dat wordt gebruikt om het netwerk en de specifieke
hosts in dat netwerk te identificeren. Elk IP-adres kan in twee afzonderlijke delen worden verdeeld: het
netwerkgedeelte en het hostgedeelte. Telkens wanneer het apparaat start, kan een host een server om
een dynamisch IP-adres vragen (bijvoorbeeld met DHCP en BOOTP).
Opmerking
toewijst. Als u een foutief adres instelt, kan andere apparatuur in het netwerk worden
uitgeschakeld of kan de communicatie worden verstoord.
IP-parameters configureren
TCP/IP-parameters (zoals IP-adres, subnetmasker, standaardgateway) kunnen handmatig op de MFP
worden geconfigureerd (bijvoorbeeld via de geïntegreerde webserver en beheersoftware van HP) of ze
kunnen steeds automatisch worden gedownload met DHCP of BOOTP wanneer de MFP wordt
ingeschakeld.
Wanneer een nieuwe MFP na het inschakelen geen geldig IP-adres bij het netwerk kan verkrijgen, kent
het apparaat zichzelf automatisch een standaard-IP-adres toe. Het standaard-IP-adres hangt af van het
type netwerk waarop de MFP is aangesloten. Op een klein particulier netwerk wordt de zogenoemde
link-local adresseringstechniek gebruikt om een uniek IP-adres toe te wijzen. Dit adres ligt in het bereik
van 169.254.1.0 tot 169.254.254.255 en zou geldig moeten zijn. U kunt het op de MFP ingestelde IP-
adres terugvinden in de netwerkconfiguratiepagina.
Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP)
Met DHCP kan een groep apparaten gebruikmaken van een verzameling IP-adressen die wordt beheerd
door een DHCP-server. Het apparaat of de host verstuurt een verzoek naar de server. Wanneer er een
IP-adres beschikbaar is, wijst de server dit adres toe aan dat apparaat.
BOOTP
BOOTP is een bootstrap-protocol dat wordt gebruikt voor het downloaden van configuratieparameters
en hostgegevens van een netwerkserver. BOOTP maakt voor transport gebruik van UDP. Apparaten
moeten als client via het bootstrap-protocol BOOTP met hun server communiceren om te kunnen
opstarten en configuratie-informatie in het RAM te laden.
114
Hoofdstuk 11 Netwerk configureren en beheren (HP Color LaserJet CM1017 MFP)
Neem altijd contact op met de beheerder van IP-adressen wanneer u IP-adressen
NLWW