Opstarten 181
Actie
Instellen van de parameters van de inverter-unit, en uitvoeren van de eerste start
Stel het besturingsprogramma van de inverter in. Zie de betreffende opstartgids, en/of firmwa-
rehandleiding. Er is alleen voor sommige besturingsprogramma's een aparte opstartgids.
Zorg ervoor dat parameter 95.09 Switch fuse controller is ingesteld op Disabled.
Omvormers met een remchopper (optie +D150): Zie het hoofdstuk
Weerstandsremmen (pagi-
na
317).
Omvormers met een sinus-uitgangsfilter (optie +E206): Controleer of bit 1 van parameter 95.15
Speciale HW-instellingen is geactiveerd.
Omvormers met een veldbusadapter-module (optioneel): Stel de veldbusparameters in. Activeer
de betreffende assistent (indien aanwezig) in het besturingsprogramma, of zie de gebruikers-
handleiding van de veldbusadaptermodule, en de firmwarehandleiding van de omvormer. Con-
troleer of de communicatie tussen de omvormer en de PLC werkt.
Omvormers met een encoder-interface module (optioneel): Stel de encoderparameters in. Activeer
de betreffende assistent (indien aanwezig) in het besturingsprogramma, of zie de gebruikers-
handleiding van de encoder-interface module, en de firmwarehandleiding van de omvormer.
Opstarten van het hoofdcircuit van de omvormer
Schakel de aardeschakelaar uit [Q9.1] (optie +F259).
Sluit de hoofdlastscheider [Q1.1] of hoofdonderbreker [Q1].
Opmerking: Gebruik geen overmatige kracht. De hoofdschakelaar (of hoofdonderbreker) kan
alleen worden gesloten wanneer:
• de hoofd-ingangsklemmen [L1, L2, L3] staan onder spanning, en
• hulpspanning is ingeschakeld [Q21], en
• de aardeschakelaar [Q9.1, Q9.2] (optie +F259) is open.
Draai de bedieningsschakelaar (S21) naar de AAN (1) stand om het runvrijgavesignaal te activeren.
Afhankelijk van de instelling van de besturingsbron, kan dit ook de hoofdmagneetschakelaar
(indien aanwezig) sluiten. Indien er een hoofdmagneetschakelaar aanwezig is en deze niet sluit,
raadpleeg dan de bij de omvormer meegeleverde stroomschema's en ook de betreffende firm-
warehandleidingen.
Controle bij belasting
Start de motor om de ID-run uit te voeren.
Controleer of de koelventilatoren vrij en in de goede richting draaien en of de luchtstroom naar
12
boven loopt.
Controleer dat de motor start, stopt en de toerentalreferentie volgt in de juiste richting wanneer
deze via het bedieningspaneel bestuurd wordt.
Controleer dat de motor start, stopt en de toerentalreferentie volgt in de juiste richting wanneer
deze bestuurd wordt door de klantspecifieke I/O of veldbus.
Omvormers waarbij het Safe torque off besturingscircuit in gebruik is: Test en valideer de werking
van de Safe torque off functie. Zie de sectie
Opstarten inclusief validatietest (pagina
302).
Omvormers met een noodstopcircuit (opties +Q951, +Q952, +Q963, +Q964, +Q978, +Q979): Test
en valideer de werking van het noodstopcircuit. Zie de levering-specifieke stroomschema's en
bedrading, opstart- en bedieningsinstructies van de optie.
Omvormers met de functie Voorkomen van onverwacht opstarten met een veiligheidsrelais
(optie +Q957): Test en valideer de werking van het 'Voorkomen van onverwacht opstarten' circuit.
Zie de levering-specifieke stroomschema's en bedrading, opstart- en bedieningsinstructies van
de optie.
Omvormers met de module Preventie van onverwachte start met FSO-veiligheidsmodule (optie
+Q950): Test en valideer de werking van het 'Voorkomen van onverwacht opstarten' circuit. Zie
de levering-specifieke stroomschema's en bedrading, opstart- en bedieningsinstructies van de
optie.
Omvormers met de veilig begrensde snelheid met de encoder-interface (optie +Q965): Test en
valideer de werking van het circuit voor veilig begrensde snelheid. Zie de levering-specifieke
stroomschema's en bedrading, opstart- en bedieningsinstructies van de optie.