1. Sluit AC-bedrading aan.
In een nieuwe installatie moet de back-upbatterij 24 uur. worden opgeladen. AC-stroom is vereist voor PC-Link pro-
grammering totdat de accu is opgeladen.
2. Steek de PC-Link-header in de alarmcontroller. Een DLS-sessie wordt gestart op de DLS-computer.
3. Als de sessie is voltooid, verwijdert u de PC-Link-kabel van de alarmcontroller.
4. Voltooi de installatie.
Programmering op afstand
DLS-programmering kan op afstand worden uitgevoerd door aansluiting van het alarmsysteem via de telefoonlijn, mobiele
netwerk of ethernet.
Raadpleeg "[401] DLS-/SA-opties" op pagina 135. voor meer informatie.
Opmerking: Er moet AC-stroom zijn voordat het alarmsysteem inkomende gesprekken van DLS kan beantwoorden.
5.2.3 Installatieprogrammering
Installateurprogrammering wordt gebruikt om alarmsysteemopties handmatig te programmeren. U heeft toegang tot deze
optie door het intoetsen van [*][8][installateurscode]. Gebruik de bladertoetsen om te navigeren door de menu's of spring
direct naar een specifieke sectie door het intoetsen van een sectienummer.
Programmering bestaat uit het aan en uit zetten van opties in elke sectie of door het bevolken van gegevensvelden. Voor
beschrijvingen van alle programmeermogelijkheden, zie "Programmeringsbeschrijvingen" op pagina 70.
5.2.4 Programming bekijken
Programmeringssecties kunnen worden bekeken vanaf elk bedienpaneel op het systeem. De methode voor het bekijken en
selecteren van programmeringsopties met LCD-, LED- en ICON-bedienpanelen verschilt per paneeltype. Zie hieronder voor
specifieke instructies over het programmeren met elk type bedienpaneel.
Over het algemeen zijn programmeermogelijkheden toegankelijk op de volgende manier:
1. Voer de installatie programmeringsmodus in ([*] [8]).
2. Navigeer naar een specifieke programmeringssectie.
3. Selecteer een optie om te bekijken of de programmering van te veranderen.
Alle programmeringsopties zijn genummerd en kunnen worden geopend door te navigeren door het menu (LCD) of door
het intoetsen van het programmanummer van de sectie. Bij schakelopties, wordt de naam van de optie weergegeven (LCD)
of zijn de LED's 1-8 verlicht (LED en ICON).
Gebruik de bedienpaneelcijfers om opties in of uit te schakelen. Secties waarvoor gegevensinvoer vereist is, zoals tele-
foonnummers, geven de volledige gegevens in velden van maximaal 32 tekens (LCD) weer. Voor het invoeren van gege-
vens gebruikt u de navigatietoetsen om een t eken te selecteren en drukt u vervolgens op de bedienpaneelknop die
overeenkomt met het gewenste cijfer of de gewenste letter. Ga naar het volgende teken en herhaal de procedure indien
nodig. Druk op de toets [#] om wijzigingen op te slaan en de sectie af te sluiten.
De programmeringswerkbladen en beschrijvingen verderop in dit gedeelte bieden gelegenheid aangepaste pro-
grammeringsinstellingen vast te leggen en te beschrijven, en zijn genummerd om te helpen bij het l okaliseren van specifieke
secties.
Sectie 5 Programmering
- 66 -