2.4.7 Bedrading alternatieve communicator
Zie installatiehandleiding alternatieve communicator.
2.4.8 Zonebekabeling
Schakel de alarmcontroller uit en voltooi alle zonebekabeling.
Zones kunnen worden aangesloten voor toezicht van normaal open apparaten (bijv. rookmelders) of normaal gesloten appa-
raten (bijv. deurcontacten). De alarmcentrale kan ook worden geprogrammeerd voor enkele eind- of dubbele eind-
weerstanden.
Zoneprogrammering wordt gedaan met behulp van de volgende programmeersecties:
[001] selecteert zonedefinitie
l
[013] Opt [1] voor normaal gesloten of EOL; opt [2] voor SEOL of DEOL
l
[201 - 208] Partitietoewijzing.
l
Neem de volgende richtlijnen in acht bij het bekabelen van zones:
Gebruik voor UL-gecertificeerde installaties alleen SEOL of DEOL
l
Minimum 22 AWG-kabel, maximaal 18 AWG
l
Gebruik geen afgeschermde kabel
l
Zorg ervoor dat 100Ω kabelweerstand niet wordt overschreden. Zie onderstaande tabel.
l
Tabel 2-4 Inbraakzone bekabelingstabel
Draadgauge
22
20
19
18
De cijfers zijn gebaseerd op de maximale kabelweerstand van 100 Ω.
Normaal gesloten
Sluit bedrade apparaten aan op een willekeurige Z-aansluiting en een willekeurig COM-aansluiting. Bedraad normaal geslo-
ten apparaten in serie.
Opmerking: Gebruik geen normaal gesloten lussen voor UL-installaties.
Afbeelding 2-9 Normaal gesloten
De volgende tabel toont de zonestatus onder bepaalde voorwaarden voor NC-lussen:
Sectie 2 Installatie
Maximale lengte naar EOL-weerstand (voet/meter)
- 21 -
3000/914
4900/1493
6200/1889
7800/2377