Elke partitie kan zijn eigen bedienpaneel hebben of een bedienpaneel kan toegang tot alle partities hebben (alleen als alle
partities tot dezelfde eigenaar behoren). Toegang tot de partities door gebruikers wordt via de toegangscode gecontroleerd.
Met een hoofdcode kan toegang tot het hele systeem en allen partities worden verkregen, terwijl een gebruikerscode is
beperkt tot de toegewezen partities.
Het instellen van een partitie vereist configuratie van het volgende:
maak de partitie
l
definiër bel-/sirenegebruik
l
wijs bedienpanelen toe
l
wijs zones toe
l
wijs gebruikers toe
l
3.4.1 Het opzetten van een partitie
Partities worden toegevoegd of verwijderd uit het systeem door het aanbrengen of verwijderen van een partitiemasker via
de programmeringssectie van het installatieprogramma [200]. Het aantal beschikbare partities is afhankelijk van het model
alarmcentrale. Zie "[200] Partitie masker" op pagina 117 voor meer informatie.
3.4.2 Gebruik bel/sirene
Elke partitie moet een sirene hebben. De systeemsirene die is aangesloten op de beluitgang van de alarmcontroller kan op
een centrale locatie binnen gehoorsafstand van alle partities worden gemonteerd. Elke partitie kan ook draadloze sirenes
hebben, die alleen op de toegewezen partitie worden geactiveerd. Zie "Draadloze Programming" op pagina 139 voor meer
informatie.
Gebruik enkelvoudige sirene-uitvoer
Wanneer een sirene wordt gedeeld door alle partities, hangt de controle over het activeren/deactiveren van de uitgang af
van de partitie die de alarmpatroon heeft gestart. Alleen de partitie die het alarm heeft gestart kan de bel-uitgang deac-
tiveren.
Algemene zones, zoals rookmelders gedeeld door meerdere partities, kunnen de sirene uitschakelen op alle partities waar-
aan de zone is toegewezen.
Gebruik meervoudige sirene-uitvoer
Wanneer meerdere sirenes worden gebruikt in de installatie, kunnen deze worden geprogrammeerd om geluiden te laten
klinken voor alarmcondities voor alle partities, of voor afzonderlijke partities door gebruik van een voor partities-inge-
schakeld masker.
Indien bedrade sirenes worden gebruikt, kan hierin worden voorzien via busvoedingen met een hoog-voltage uitvoer met
toezicht. De uitvoer wordt vervolgens geprogrammeerd als het type Brand en Inbraak PGM-uitgang.
Opmerking: Alleen de eerste uitgang van de HSM2204-uitgangsmodule heeft beltoezicht. Sommige omstandigheden,
zoals een systeemtest door de installateur, kunnen de partitietoewijzing onderdrukken en ervoor zorgen dat alle sirenes acti-
veren. Gebruikersysteemtests activeren alleen de sirenes/uitgangen die zijn toegewezen aan die partitie.
3.5 Probleemindicatoren
Zowel akoestische als visuele probleemindicaties zijn beschikbaar op alle partities. Voor meer informatie, zie "Pro-
bleemoplossing" op pagina 48.
Programmeringssectie [013] optie 3 bepaalt of problemen worden aangegeven wanneer het alarmsysteem is ingeschakeld.
Sectie 3 Configuratie
- 33 -