7.4
Oliepeil controleren
7.4.1
Algemene aanwijzingen
Let bij de controle van het oliepeil op de volgende aanwijzingen.
LET OP
Door een ondeskundige controle van het oliepeil kan de reductor beschadigd raken.
Mogelijke materiële schade.
•
•
•
•
•
•
7.4.2
Standaardprocedure
Oliepeilstok
Let op de aanwijzingen in het hoofdstuk "Voorbereiding van inspectie- en onderhouds-
werkzaamheden" (→ 2 183).
1. Schroef de oliepeilstok los en trek deze eruit.
2. Reinig de oliepeilstok en draai deze weer stevig tot aan de aanslag in de reductor.
3. Draai de oliepeilstok eruit en controleer het oliepeil. Het oliepeil moet tussen de
4. Ga als volgt te werk als het oliepeil te laag is:
•
•
5. Wanneer te veel olie wordt bijgevuld, moet u als volgt te werk gaan:
•
Montage- en technische handleiding – Haakse reductoren van de serie X.. Elevatoraandrijvingen
Controleer het oliepeil alleen als de tandwielkast stilstaat.
Neem bij de reductoruitvoering in vaste en variabele zwenkende uitvoering de
aanwijzingen op de volgende pagina's in acht.
Als de tandwielkast is voorzien van een oliepeilstok en een oliekijkglas, is het
oliepeil van de oliepeilstok doorslaggevend. Het oliepeil van het oliekijkglas dient
alleen als richtwaarde.
Elementen voor de controle van het oliepeil, de olieaftapkraan en de olievulope-
ningen zijn op de reductor gekenmerkt met veiligheidssymbolen.
Herhaal de oliepeilcontrole na de eerste bedrijfsuren.
Voor de hulpaandrijving dient u de aanwijzingen en procedures in de technische
handleiding in acht te nemen: Reductor typeserie R..7, F..7, K..7, S..7,
®.
SPIROPLAN
markeringen [1] liggen.
Open de olievulplug.
Vul olie met dezelfde specificaties bij tot het oliepeil tussen de markeringen [1] ligt.
Pas het oliepeil aan. Het oliepeil moet tussen de markeringen [1] liggen.
Inspectie/onderhoud
Oliepeil controleren
[1]
[1]
27021598223908235
7
189